vrijdag 18 januari 2019

van Dale 281-285


281
Dat is de koan van de hond.
Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen, 15

koan (de (m.); -s) onoplosbaar raadsel of paradoxale uitspraak, door zenmeesters aan hun leerlingen voorgelegd als meditatieoefening, bv.: hoe klinkt het klappen van één hand?

282
We moeten leren om de dingen te vereren / en onze gijpende gedachten af te meren / aan rimpelloze randen van een windstil glas.
Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen, 17

1gijpen (onoverg.; gijpte, h. gegijpt) (scheepst.) (van de bezaan) omslaan bij het voor de wind zeilen, ten gevolge van een schielijk omlopen van de wind of door het sterk gieren: het zeil gijpt; wie in de wind opzeilt, riskeert niet te gijpen
2gijpen (alleen onbep.w.) 1 met open mond naar adem snakken: liggen gijpen, op het gijpen liggen, liggen te zieltogen, op apegapen liggen

283
We kunnen nu nog even op subsidies teren / en punniken als meisjes.
Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen, 27

punniken (onoverg.; punnikte, h. gepunnikt) 1 peuteren, pulken 2 netten breien 3 een koord vervaardigen met behulp van een klosje of een doorboorde kurk waarin van boven vier spijkertjes zijn geslagen, syn. kurkjebreien

284
Hij heeft mijn bloed tenslotte in zijn druistig bloed.
Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen, 31

druistig (bn.) (gew.) 1 wild, onbesuisd

285
Ze gaven schuine strepen aan een aleviet / die in de regio de beste pakken draagt.
Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen, 76

aleviet (de (m.); -en) aanhanger van een vrijzinnige sjiitische stroming in de islam, vnl. in Turkije en Syrië