maandag 7 januari 2019

Tarjei Vesaas, De vogels


Had u al gehoord van Tarjei Vesaas? Noors schrijver (1897-1970) van theater, poëzie, romans. Meermaals genomineerd voor de Nobelprijs. Hij schreef De vogels in 1957. Een eerste Nederlandse vertaling verscheen pas in 1981. Maar daarna raakte Vesaas alhier vergeten. Ik kon hem niet vergeten want ik had hem nooit leren kennen. Nu is er een nieuwe vertaling, van Marin Mars.

Voor het verhaal moet je dit ‘pareltje’, dit ‘kleinood’, niet lezen. Dat heeft niet veel om het lijf. Ook de taal is sober, om niet te zeggen minimalistisch. We bevinden ons in een weergaloos Noors landschap, maar Vesaas lijkt daar geen oog voor te hebben. ‘Poëtisch’ zegt nog iemand, maar ik heb in dit boek weinig poëzie aangetroffen. Toch blijft De vogels haken. En dat heeft alles met de sfeer te maken, en met de raak geobserveerde psychologie van de twee hoofdpersonages.

Het verhaal, summier en zonder te spoilen. Broer en zus Mattis en Hege, twee dertigers, wonen samen in de boerderij van hun overleden ouders aan een meer. Mattis is een gevoelige maar simpele ziel, Hege een vrouw met poten aan haar lijf. Mattis blijkt tot niet veel in staat. Ook niet tot communiceren: elke poging om iets te zeggen strandt op het onvermogen om zich adequaat uit te drukken. Hege doet haar best zich in zijn lot in te voelen, maar verliest, begrijpelijkerwijs, bij momenten haar geduld. Met breiwerk voorziet zij in beider levensonderhoud. Dat maakt haar niet gelukkig.

Mattis steekt het in zijn hoofd dat hij veerman moet zijn op het meer. Ook al maakt zijn bootje water, en zijn er aan de overkant alleen maar bossen waar niemand moet zijn. Toch heeft hij op een dag een klant: Jørgen. Deze sterke houthakker blijkt de man te zijn waar Hege al niet meer op hoopte. Op die manier ligt Mattis zelf aan de basis van de verstoring in zijn tot dan evenwichtige en vrij zorgeloze leventje aan de zijde van zijn zuster. En dat loopt niet goed af…

Vesaas zet zijn personages goed neer. Karakters en persoonlijkheden zijn aannemelijk. We kruipen in het hoofd van de zwakbegaafde Mattis. Wat hij met taal niet kan zeggen, beleeft hij wel in zijn verbeelding. Voor hem is de natuur vol tekens. Het ruisen van de bomen, de golven op het water, het overvliegen van de houtsnippen: Mattis moet al deze kleine veranderingen in zijn kleine wereld interpreteren.

Dat is de sterkte van deze roman (volgens Karl Ove Knausgård ‘de beste Noorse roman ooit geschreven’): de op den duur beklemmende sfeer, die wordt opgebouwd vanuit kleine middelen, sobere taal, weinig spectaculaire gebeurtenissen. Het onheil nadert onontkoombaar wanneer een houtsnip om onnaspeurbare redenen zijn vluchtroute verlegt.

De kille sfeer wordt weerspiegeld in de efficiënte cover van deze uitgave. Ook al is het in het boek hoogzomer, en spelen vuur en bliksem en lauw water een rol: het zijn koude kleurvlakken die samen een elementair landschap vormen.