Je zou Missie een offspin van zijn grote Congo-boek kunnen noemen, maar daar heb ik, nu ik het stuk (2007) eindelijk gezien heb, echt geen moeite mee. Áls het al een offspin zou zijn – liever bezie ik het als een zelfstandig kunstwerk. Waar Congo een uit de kluiten gewassen halfwetenschappelijk-halfliteraire neerslag is van talloze interviews en omslachtig bronnenonderzoek, waar zeker kritiek op mogelijk is naargelang van het politieke perspectief vanwaaruit je het bekijkt (een kritiek die misschien al te gemakkelijk wordt gepareerd door dat halfslachtige), daar is Missie een compilatie van flarden uit interviews die David Van Reybrouck in het kader van zijn onderzoek heeft afgenomen van Belgische paters die nog de zegeningen van het kolonialisme van op de eerste rij hebben meegemaakt, en vooral de woelige jaren van de dekolonisatie daarna, en uiteindelijk de bloederige chaos waarin deze uitmondde. ‘Zes oorlogen heb ik meegemaakt,’ zegt compilatiemissionaris André Vervecke, voortreffelijk vertolkt door Bruno Vanden Broecke. Hij somt ze op en telt ze ondertussen op zijn vingers: de uitdrijving van de blanke kolonialen, de machtsovername door Mobutu, de inval van de Rwandesen... – enfin, hij komt niet aan zes maar aan zeven oorlogen. ‘Ik ben de tel kwijt,’ zucht de oude missionaris, ‘maar dat doet er niet toe.’
Een oorlogje minder of meer niet meer belangrijk vinden: dat
kan tellen als statement. Maar het komt zeer overtuigend over. Missie heeft
niet de ambitie een kritiek te zijn op de missionering, al is het duidelijk dat
de missionarissen zelf, voorzover ze er nog zijn natuurlijk, in de loop der
jaren hun missie totaal anders zijn gaan definiëren en invullen. ‘Boma is Roma
niet,’ fulmineert pater André. En veel
uitleg is daar niet bij nodig. Het gaat niet meer om zieltjeswinnerij en
beschaven, maar om hulpverlening. Humanitaire actie. Catechese wordt enkel
verstrekt als daar expliciet om wordt gevraagd.
Waar Congo ambieert om, binnen een hedendaagse
historiografie-epistemologie, de, of een waarheid te brengen, daar is Missie
vooral een getuigenis en een menselijk portret van dat bijzondere type mens
dat ‘de missionaris’ toch geweest is: idealistisch, verknipt, wereldvreemd,
maar toch ook: hulpvaardig, in toenemende mate naarmate de werkelijkheid een
realistischere kijk op de toepassing van de Blijde Boodschap in Afrika
noodzaakt, pragmatisch en, jawel, goed. Van Reybroucks
compilatiemissionaris Vervecke is humanitair en kan niet anders dan
botsen met het moderne westerse onvermogen om, ondanks alle welvaart, gelukkig
te zijn. Want dat doet Van Reybrouck ook: hij evoceert niet alleen het
missionair bestaan in een verre Congolese brousse, hij maakt ook de vergelijking
met onze levenswijze vanwaaruit wij de neiging hebben om op die verre brousse neerbuigend
neer te kijken.
Tijd, en dan vooral de manier waarop Bruno Vanden Broucke er
gestalte aan geeft, speelt in het stuk een belangrijke rol. Tijd, tempo, en ook
verveling, eenzaamheid en stilte. André Vervecke is al meer dan vijftig jaar
missionaris, hij heeft op zijn zeventiende een keuze gemaakt en is sindsdien
consequent blijven volharden. Daar gaat het in het leven over: de vrijheid
waarmee je een keuze maakt en er dan ook bij blijft. Je verliest tal van andere
mogelijkheden, maar die doden moet je kunnen sterven om dat ene leven te leven.
Wanneer André op verlof is, stelt hij vast hoe versnipperd zijn familie leeft,
hoe wij westerlingen niet kunnen kiezen en daardoor niets ten volle doen en ook
in niets echt gelukkig zijn.
Bij deze eenvoudige boodschap blijft het gelukkig niet. Op
het eind van de voorstelling komen de gruwelen aan bod waarmee pater André in
het compleet losgeslagen Oost-Congo werd geconfronteerd. De slotscène doet
denken aan Christus-op-Golgotha: André roept in zijn verbijsterde wanhoop God
aan. Zíjn God. Zoals Jezus aan het kruis het hem voordeed. Een krachtige climax
is het, na meer dan anderhalf uur van bijzonder sober en spaarzaam en langzaam
geregisseerde declamatie, waarbij je meer naar een voordrachtgever in een ongezellige
parochiezaal hebt zitten kijken dan naar een acteur. Ik bedoel: je hebt naar
een acteur zitten kijken die een voordrachtgever in een parochiezaal speelt.
De timing is uitermate belangrijk en Bruno Vanden Brouck
beheerst die kunst voortreffelijk. Indrukwekkend is de minuut – of toch zeker
een halve volle minuut, nog altijd een eeuwigheid – volstrekte stilte die hij
in de zaal laat hangen na de evocatie van een van de slachtpartijen waar hij,
of zijn personage want dat onderscheid ben je even kwijt, getuige van is
geweest ten tijde van wat wij nu, zonder ook maar het minste benul te hebben
waarover we het hebben, met een gemakkelijke formule ‘de genocide in Rwanda’
noemen.
Ja, Missie is veel meer dan een compilatie van anekdotes
uit het grote Congo-boek. Wie zijn soms al te comfortabele,
antikolonialistisch geïnspireerde neiging kan laten vallen om alles te
bekritiseren wat met de zogenaamde missionering van een zogenaamd achterlijke
zwarte cultuur te maken heeft, en met zieltjeswinnerij en paternalistische
betutteling, en met economische uitbuiting en roof van grondstoffen; wie integendeel
een eerlijke poging wil doen om te empathiseren met die blanke priesters die
uit overtuiging, hoe verknipt ook die overtuiging was, het goede hebben
proberen te doen, of datgene waarvan zij dachten dat het het goede was, die kan
hier zeker een boodschap aan hebben. Ik ben blij dat ik dit stuk op de valreep
nog heb gezien.
(regie: Raven Ruëll; acteur: Bruno Vanden Broecke:
speeldata: hier)