zondag 4 oktober 2015

wolken 1611-1626



wolkenfragmenten uit Michaïl Sjisjkin, Onvoltooide liefdesbrieven

1611
Jan Ongeluk, donkere wolken hangen boven de klokketoren, het moederland roept! (7)

1612
Het wonderlijkste is dat deze rijmen er altijd geweest zijn – vanaf het begin –, je hoeft ze niet te verzinnen, net zoals het onmogelijk is de simpelste mug te verzinnen of deze wolk hier die lang blijft zweven. (9)

1613
Terwijl ik naar jou schreef, zijn er wolken aan de hemel verschenen. (17)

1614
Het water was dik vloeibaar, vol kroos en wolken. (19)

1615
Ik herinner me hoe papa, toen ik nog heel klein was en dolgraag op de pianokruk zat te draaien, met me pianospeelde: hij drukte het rechterpedaal in en sloeg een cluster met bastoetsen aan om wolken uit te drukken. (39)

1616
Ik ging het balkon op en dirigeerde onze binnenplaats, de naburige huizen, de bomen, de plassen, de hond met opgetilde poot bij de boom, de wolken. (40)

1617
We stijgen hoger dan de wolken en vliegen onder de helder blinkende zon, en de schaduw kan ons amper bijhouden, wegduikend in de wolkenmassa’s.
Ik kijk naar papa, zie hoe hij zijn blik geconcentreerd van de ene wijzerplaat naar de andere laat gaan, hoe hij ons vliegtuig veilig door de vormeloze wolkenkolossen voert, en dan besef ik dat ik zielsveel van hem houd, meer dan van mama, meer dan van mezelf. (42-43)

1618
De nacht is kort. De wolken slapen. (56)

1619
Hun goden zijn simpel, maar het zijn er net zo veel als de vogels, de bomen, de wolken, de plassen, de zonsondergangen en wij. (59)

1620
Ik kijk naar de golven, naar de wolken. (74)

1621
Voortdurend flitsten de stralen van de schijnwerpers op, stootten tegen de wolken en lieten daar maanvlekken achter. Ik keek naar deze illuminatie en dacht aan jou. Vanaf de oever woei een warm windje en het voerde nieuwe, onherkenbare geuren aan. Om de een of andere reden stemde het me zowel blij als angstig. De stralen flitsten op en doofden dan weer. Stel je voor, zo praten de schepen met elkaar, door elkaar signalen toe te sturen via de wolken. (83)

1622
Daar stond het raam open en was het geluid van de regen te horen; vanaf de ochtend hadden de wolken zich samengepakt. (107)

1623
Nu weet ik dat een horizontale pennenstreek lijkt op een wolk die zich over tienduizend li uitstrekt. (121)

1624
Naar eigen beeld en gelijkenis – dat kan iedereen. Zelfs een poes, zelfs een wolk. (170)

1625
Natuurlijk maakt ook de hitte ons het leven zuur – in al deze tijd is er geen enkele regenachtige of bewolkte dag geweest. (226)

1626
Terwijl hij de telescoop op het statief installeerde en het instrument aan het afstellen was, kwamen er wolkenflarden opzetten. (234)