wolkenfragmenten
uit Michaïl Sjisjkin, Onvoltooide
liefdesbrieven
1611
Jan Ongeluk, donkere wolken
hangen boven de klokketoren, het moederland roept! (7)
1612
Het wonderlijkste is dat deze rijmen er
altijd geweest zijn – vanaf het begin –, je hoeft ze niet te verzinnen, net
zoals het onmogelijk is de simpelste mug te verzinnen of deze wolk hier
die lang blijft zweven. (9)
1613
Terwijl ik naar jou schreef, zijn er wolken
aan de hemel verschenen. (17)
1614
Het water was dik vloeibaar, vol kroos
en wolken. (19)
1615
Ik herinner me hoe papa, toen ik nog
heel klein was en dolgraag op de pianokruk zat te draaien, met me pianospeelde:
hij drukte het rechterpedaal in en sloeg een cluster met bastoetsen aan om wolken
uit te drukken. (39)
1616
Ik ging het balkon op en dirigeerde onze
binnenplaats, de naburige huizen, de bomen, de plassen, de hond met opgetilde
poot bij de boom, de wolken. (40)
1617
We stijgen hoger dan de wolken en
vliegen onder de helder blinkende zon, en de schaduw kan ons amper bijhouden,
wegduikend in de wolkenmassa’s.
Ik kijk naar papa, zie hoe hij zijn blik
geconcentreerd van de ene wijzerplaat naar de andere laat gaan, hoe hij ons
vliegtuig veilig door de vormeloze wolkenkolossen voert, en dan besef ik
dat ik zielsveel van hem houd, meer dan van mama, meer dan van mezelf. (42-43)
1618
De nacht is kort. De wolken
slapen. (56)
1619
Hun goden zijn simpel, maar het zijn er
net zo veel als de vogels, de bomen, de wolken, de plassen, de
zonsondergangen en wij. (59)
1620
Ik kijk naar de golven, naar de wolken. (74)
1621
Voortdurend flitsten de stralen van de
schijnwerpers op, stootten tegen de wolken en lieten daar maanvlekken
achter. Ik keek naar deze illuminatie en dacht aan jou. Vanaf de oever woei een
warm windje en het voerde nieuwe, onherkenbare geuren aan. Om de een of andere
reden stemde het me zowel blij als angstig. De stralen flitsten op en doofden
dan weer. Stel je voor, zo praten de schepen met elkaar, door elkaar signalen
toe te sturen via de wolken. (83)
1622
Daar stond het raam open en was het
geluid van de regen te horen; vanaf de ochtend hadden de wolken zich
samengepakt. (107)
1623
Nu weet ik dat een horizontale
pennenstreek lijkt op een wolk die zich over tienduizend li uitstrekt. (121)
1624
Naar eigen beeld en gelijkenis – dat kan
iedereen. Zelfs een poes, zelfs een wolk. (170)
1625
Natuurlijk maakt ook de hitte ons het
leven zuur – in al deze tijd is er geen enkele regenachtige of bewolkte
dag geweest. (226)
1626
Terwijl hij de telescoop op het statief
installeerde en het instrument aan het afstellen was, kwamen er wolkenflarden
opzetten. (234)