wolkenfragmenten
uit James Salter, Lichtjaren
1648
Een paar wolken waren voor de zon
gekomen; de dag was zonder bron. (31-32)
1649
Kerstmorgen was onbewolkt, de
wind woei nog steeds, de takken piepten. (131)
1650
Met een enkel woord, een blik omhelsde
ze hem; ze had de bewolkte hemel opengetrokken, het licht stroomde neer. (354)
1651
De lucht in het westen was van het
diepste blauw, met wolken die haast te stralend waren, te dicht. (382)