zaterdag 24 oktober 2015

parallel 37



Er zijn twintig figuren aan boord. Twee staan er druk te wuiven, eentje staat druk te wijzen, twee zijn heftig aan het smeken en één ondersteunt met gespierde armen de wuivende figuur op de ton: zes stuks voor hoop en redding. Dan zijn er vijf figuren (twee voorover liggend, twee op de rug liggend) die eruitzien alsof ze dood of stervende zijn, plus een oude grijsaard die met zijn rug naar de waargenomen Argus toe zit in een treurende houding: zes tegen. Ertussenin (we meten niet alleen sfeer maar ook ruimte) bevinden zich nog acht figuren: één half smekend, half ondersteunend; drie die met ondoorgrondelijke gezichten naar de wuivende figuur kijken; één die hartverscheurend naar de wuivende figuur kijkt; twee en profil gezien, respectievelijk kijkend naar voorbije golven en naar golven die in aantocht zijn; plus een onduidelijke figuur in het donkerste, meest beschadigde deel van het doek, met zijn hoofd in zijn handen (en klauwend aan zijn schedelhuid?). Zes, zes en acht: geen absolute meerderheid.

Julian Barnes, In ogenschouw, 40

ǁ

Net als op het schilderij van Géricault zijn individuele gezichten, handelingen, lotsbestemmingen te onderscheiden. Op Het vlot van Medusa zijn achttien personen te zien.

Hans Magnus Enzensberger, De grote volksverhuizing, 27