Er zijn twintig figuren aan boord. Twee staan er druk te
wuiven, eentje staat druk te wijzen, twee zijn heftig aan het smeken en één
ondersteunt met gespierde armen de wuivende figuur op de ton: zes stuks voor
hoop en redding. Dan zijn er vijf figuren (twee voorover liggend, twee op de
rug liggend) die eruitzien alsof ze dood of stervende zijn, plus een oude
grijsaard die met zijn rug naar de waargenomen Argus toe zit in een treurende
houding: zes tegen. Ertussenin (we meten niet alleen sfeer maar ook ruimte)
bevinden zich nog acht figuren: één half smekend, half ondersteunend; drie die
met ondoorgrondelijke gezichten naar de wuivende figuur kijken; één die
hartverscheurend naar de wuivende figuur kijkt; twee en profil gezien,
respectievelijk kijkend naar voorbije golven en naar golven die in aantocht
zijn; plus een onduidelijke figuur in het donkerste, meest beschadigde deel van
het doek, met zijn hoofd in zijn handen (en klauwend aan zijn schedelhuid?).
Zes, zes en acht: geen absolute meerderheid.
Julian Barnes, In
ogenschouw, 40
ǁ
Net als op het schilderij van Géricault zijn individuele
gezichten, handelingen, lotsbestemmingen te onderscheiden. Op Het vlot van Medusa zijn achttien
personen te zien.
Hans Magnus Enzensberger, De grote volksverhuizing, 27