9 oktober 2015
vrijdag
Als een goed huwelijk
toch op een echtscheiding uitloopt, is het als een blok hout dat gespleten
wordt: een van beide helften bevat de kern. (Salter, Lichtjaren) ¶ De bovenste bladeren van de esdoorn aan de overkant
van de straat kleuren dieprood. Zo blijven ze een paar dagen, tussen de nog
groene, hier en daar geelgespikkelde kruinen van de andere bomen in het park.
En dan waait de eerste hevige windstoot alle kleur weg. Onder die rood wordende
boom staat deze voormiddag een rode 2CV geparkeerd. Ik ga de straat op, naar de
bakker, om brood. Tegen een van de huizen, ketting rond een regenpijp, staat
een fiets rechtop: het voorwiel is eruit (gestolen?). Tegen de krantenwinkel
klimt een corpulente gevelschilder met een volle emmer verf moeizaam tegen een
ladder op. Bij de badkamerzaak staat de zaakvoerder nuffig met een vrouw te
praten. Zijn hemd, spierwit, weerspiegelt het wit van zijn badkuipen,
stortcabines en lavabo’s in zijn etalage en het al even witte wit van zijn
Mercedes-sportwagen. ¶ (...) ¶ RUM speelt en zingt Ik hou van alle vrouwen en ik rijd weer samen met T. Honfleur
binnen, de rotondes achter de Pont de Normandie, want toen hoestte de shuffle
van de iPod dat lied ook op. ¶ (...) ¶ Een kunstwerk hoort niet met het
oog op een beoogd publiek te worden gemaakt – het draait dan al te snel uit op
een zelfverantwoording en daar zit niemand op te wachten als je niemand bént. ¶
De paniek die je in een heel kleine dosis, nauwelijks merkbaar maar daarom niet
minder ondermijnend, overvalt wanneer je merkt dat personages vanaf veertig of
daaromtrent als ‘oud’ worden voorgesteld: hun leven is voorbijgegaan en ze
hebben hun dromen niet verwezenlijkt. Wanneer ben jij door de tijd ingehaald?
(Salter, Lichtjaren)