woensdag 21 oktober 2015

los ingeslagen 292


Vorige week ontstond er enige beroering over het feit dat alsmaar meer mensen gebruikmaken van beschikbare technologie – de zogenaamde Adblock-programmatuur, of de doorspoelknop op de digibox – om reclameboodschappen te skippen. De reclamesector beraadt zich over een tactiek om alsnog de reclameconsument te kunnen bereiken. (Let op de newspeak want eigenlijk moet hier staan: ‘om alsnog de persoon die zich niet aan reclame wil blootstellen te verhinderen om zich eraan te onttrekken’.) Moet die technologie verboden worden? Zullen krantensites hun eigenlijke en dus buitenpublicitaire ‘content’ niet meer gratis aanbieden (voor zover deze al niet door de publiciteit is aangetast)? Of moet de reclame zelf beter, kwalitatiever, esthetischer, entertainender? 

Een achterliggende gedachte is dat we veel ‘content’ gratis kunnen krijgen doordat er reclame is. En de gedachte die dáár dan weer achter steekt, is dat we die achterliggende gedachte evident zouden vinden. Men schijnt er, om het beleefd te formuleren, nogal gemakkelijk van uit te gaan dat iedereen zich verzoend heeft met het feit dat reclame in onze wereld omnipresent is en, nog belangrijker, dat reclame op zich onmisbaar en zelfs onschuldig is.

De situatie is wat ze is, of we dat nu leuk vinden of niet. Culturele en sportmanifestaties, de geschreven pers, commerciële maar ook de openbare media: allemaal moeten ze het – in mindere of meerdere mate – van reclame-inkomsten hebben. Zelfs een openbare dienst als De Lijn speculeert op het uitdragen van reclameboodschappen om de eindjes aan elkaar te knopen en is niet te beroerd om dat ook als een officiële beleidslijn uit te dragen.

Ik vind dat zeer beroerd.

Ik vind namelijk niet dat mensen de mogelijkheid moet worden ontnomen om reclameboodschappen te ontlopen. Ik vind integendeel dat reclame zou moeten verboden worden. Ja, u leest het goed: ik vind dat reclame zou moeten verboden worden. Mis ik daardoor ‘content’? Dat zij dan maar zo. Ik maak mij sterk dat nog altijd voldoende ‘content’ mij zal bereiken. Sterker nog, ik ben er zeker van dat de ‘content’ die mij reclamevrij bereikt kwalitatiever zal zijn want zeker niet gebonden aan commerciële broodheren en dus objectiever. En dáárvoor ben ik zeer zeker bereid te betalen. Ik betaal graag voor alles wat zich weet te onttrekken aan de hegemonie van de commerciële logica, aan het totalitaire economische bestel.

Het is voor mij dus helemaal geen esthetische kwestie als zou de reclame misschien wel eens te irritant zou zijn, zoals nu ook de reclamesector zelf lijkt te beseffen. (Nog niet zo lang geleden hoorde ik die sector verkondigen dat reclame irritant móet zijn om mensen te bereiken.)

Waar het mij om gaat, is dat reclame per definitie leugenachtig is en dat zij, door leugenachtig te zijn, de taal en uiteindelijk alle morele standaarden die op waarheid teren aantast.

Ik weet dat dit hoogdravend klinkt, zeker als je de idiotie, de banaliteit en de totale overbodigheid en, ja, zelfs onschuld van de meeste reclameboodschappen ernaast legt, maar ik méén het.

Neem nu dit, ik lees het toevallig bij Jonathan Franzen: ‘Het recht op privacy – door Louis Brandeis en Samuel Warren in 1890 gedefinieerd als “het recht om met rust gelaten te worden” – lijkt op het eerste gezicht fundamenteel in de Amerikaanse samenleving.’ (De kunst van het alleen-zijn, 49) Het ‘recht om met rust gelaten te worden’. Ik vraag me af wat Brandeis en Warren nu, 125 jaar later, zouden zeggen over de systematische en niet gecontesteerde want vanzelfsprekend geworden schending van dit ‘recht op privacy’.

En dan heb ik het nog niet gehad over die verderfelijke logica van het consumentisme: reclame reduceert mensen tot verbruikers, tot verspillers, tot kopers van dingen die ze eigenlijk niet eens nodig hebben en die in de meeste gevallen – al is het maar alleen door het feit dat ze uit grondstoffen moeten worden gemaakt, dat ze moeten worden getransporteerd, dat ze zelf vervuilend zijn en dat ze uiteindelijk zelf weer afval worden – in ecologisch opzicht niet verdedigbaar zijn.