(gebaseerd op Neil MacGregor, Een geschiedenis van de wereld in 100 voorwerpen)
Kleitablet
met vroeg schrift, Zuid-Irak (3100-3000 v.C.)
er is een na. Zo ook houdt de wereld op er onvoorstelbaar
anders uit te zien nadat het eerste in klei gespijkerde teken
een goed einde stelde aan aanhoudende onaanwezigheid.
Mesopotamië kraakt uit de voegen, te velen onttrekken
zich
aan het oog. Het oor komt buiten bereik van de stem.
Wat niet bijhoudbaar is of ononthouden, wordt gegrift:
de allereerste geschreven bron is een ordinaire bestelbon.
Zaken van het hart zochten altijd al het rijm. De hartenklop
zingt zich een ritmische weg, over de dood heen. Ambtenaren
blijven met hun prozaïsche stipulaties, met rieten stylus
in zongebakken klei geëtst, ijv’rig pennende poëten voor.
Hun boekhoudersgekerf verdiept zich tot een wijde kloof
tussen ding en teken, tussen wereld en taal. Daarin
adderen
de gespleten tongen van leugen en verzinsel, bedrog en
mis-
verstand, manipulatie en bijgeloof. Ongeheelde onwaarheid.
Producent en afnemer, heerser en onderdaan, woekeraar/
schuldenaar, potentaat en slaaf talen naar elkaar aan
beide
zijden van het schisma dat geen dichter zal weten te
dichten –
poëten blijven bij het geschrevene, en het geschrevene blijft.
Schreefloos spijkerschrift, klank na beeld, overwint de
tijd
en overlevert een vergetelijk verleden naar een immer onvoor-
stelbare toekomst. De eerste schrijvers concentreren zich
op
het onuitspreekbare: hogere wiskunde, de Almachtige. God.
En nu noteren geleerden op het aanraakscherm van hun
vijfduizend
jaar jonger tablet wat zij leren van die
boodschapdragende
keien die zij alsnog kunnen inventariseren omdat de tijd
daarin
de kerven en kepen opvulde met alsmaar fijner
sterrenstof.