7 oktober 2015
woensdag
© Belga |
Ik had een toeloop en een overvolle trein verwacht vanwege
de grote betoging tegen het regeringsbeleid later op de dag in Brussel, maar
het was onrustwekkend rustig deze ochtend op het station van Brugge. Later
bleek dat er toch honderdduizend mensen hun ongenoegen zouden uiten. In de loop
van de dag werd ik geconfronteerd met vormen van desinformatie, en er rezen vragen:
‘Waarom spreken, naar verluidt, sommige van die “Antwerpse havenarbeiders” de
taal van Voltaire (ik bedoel: Frans); en waarom, eveneens naar verluidt,
isoleert de politie die relschoppers niet maar drijft ze hen terug naar de
betoging zelf ten einde ook die met traangas te kunnen bestoken; en waarom
krijgen we van onze “officiële” media deze informatie niet?’ Op de terugweg van
Brussel, de trein van zes uur, zie ik hoe in een groepje rode betogers een
dronken man vriendelijk wordt begeleid door zijn vrienden en door hen voor het
schofferen van medereizigers wordt behoed. ¶ Simon Carmiggelts column ‘Praten’,
in De kuise drinker: die zou ik wel
helemaal willen overschrijven. “Ik ben vol weemoed. Ik wil niet praten over al
die aardse rimram. Ik wil denken. Over de grote vraagstukken. De
vergankelijkheid van elk menselijk streven. Het geheim van leven en dood. De
nietige omgang van de aarde in het universum. Dat is spekkie voor mijn bekkie.
Maar de koekkies voor de thee en het nieuwe behang van Fie en de voordelige
runderlappen bij de slager om de hoek omdat ’t een speciale aanbieding is – ach
meneer, zwijg toch stil.”