31 december 2001
Ik begin De emigrés
van W.G. Sebald te herlezen, ben onmiddellijk gegrepen: wat een sfeer!
*
Bevroren Ryckevelde.
*
Sebald geeft een uitdrukkelijke hint met betrekking tot wat
hij doet: ‘…terwijl hij ons aan de hand van het hertesprongpatroon [van een
trui] zou laten zien hoe een voorstelling in louter kleine details – kruisjes,
vierkanten of punten – ontleed respectievelijk eruit samengesteld kan worden’.
*
P. komt langs. Het was zijn bedoeling om zijn
nieuwjaarskaartje in de bus te gooien (‘Ik moest hier toch passeren.’), maar ik
haal hem binnen. Babbel in de keuken. Hij lijkt iets berustends over zich te
hebben gekregen. Niet alleen kalm, maar ook berustend.
*
Ik werk wat aan ‘***’ en herlees enkele
stukken uit ‘***’ – en merk voor de zoveelste keer dat dit alles
volstrekt waardeloos is.
*
S. en P. komen oudejaarsavond vieren. We eten heel lekker
(vijf gangen), er vallen geen stiltes, er wordt geklonken op het platte dak:
sterrenhemel, vrieskou en vuurwerk; beneden ons rommelen onbestemde mensen in
achterkeukens.