woensdag 22 oktober 2014

zomer veertien 58



20 augustus – woensdag / Elisabethlaan

Ik ben ziek van de beelden van een onthoofde Amerikaanse journalist die door Islamitische Staat (IS) worden verspreid. We zullen eraan moeten wennen: dat de mens niet verandert en dus wreed blijft, maar dat we het nu voortaan allemaal live mogen aanschouwen.

Georges Perecs boekje met Parijse raadseltjes en woordspelletjes Perec/rinations, op zichzelf al een woordspeling, biedt onschuldig en pretentieloos vertier. Natuurlijk zijn de meeste kruiswoordraadsels voor een niet francofoon persoon quasi onmogelijk in te vullen – maar daar gaat het niet om. En uiteraard heb ik geen zin om de door Perec gesuggereerde wandelroutes door Parijs (van het type ‘ga van punt A naar punt B via straten waarvan de naam met een C begint) op een plattegrond na te pluizen, of om tijd te investeren in het uitzoeken van welke kandidaten voor het presidentschap géén straat of plein gekregen hebben. Ik heb vooral genoten van dit boekje omwille van zijn knettergekke, m’enfoutistische nutteloosheid, en uiteraard omwille van het voelbare en navoelbare taalplezier waarmee Perec namen opsomt, voortdurend moduleert in repetitieve structuren, speels definieert en muziek maakt van zinledige lijstjes. En tegelijk zijn deze pérégrinations natuurlijk een liefdevolle ode aan Parijs. Altijd prijs!

Ik hijs mezelf op de koersfiets voor een ritje tot in Oudenburg en terug. Spectaculaire wolkenluchten, een hele tijd in het zog van en kop trekkend voor twee collega’s-wielertoeristen (zonder een woord te zeggen), een gebroken spaak. Ik ben nog maar net terug thuis of het begint te gieten.


Afspraak met S.C., om te praten over zijn galerieplannen. Er heerst meteen een vreemde, zwaar homo-erotisch geladen sfeer. Het eerste wat hij doet is mij een boek voorleggen met eigenhandig gemaakte mannenseksfoto’s. Wat moet ik daar van denken. Ik improviseer mij een uitweg uit deze heikele situatie, die eigenlijk een overval is, of een aantasting van mijn eerbaarheid: hoe kan ik het boek op een zo onbeledigend mogelijke wijze opzij leggen? (…)

(…) Jacqueline toont de urne die Paul Perneel voor Omer heeft gemaakt. Het is een uit elkaar geslagen en opnieuw in elkaar gepuzzelde pot waarvan de binnenkant hemelsblauw is geschilderd, een verwijzing naar de vele reizen die Omer heeft gemaakt. We spreken lang over de Perneels, er heeft lang een intense vriendschap tussen een aantal leden van beide gezinnen bestaan. Pia vertelt over haar indrukken van het huis in de Pieter Pourbusstraat – die indrukken komen mij heel bekend voor. We krijgen de werkkamer van Jacqueline te zien: een geborgen ruimte onder het dak, met een grote computer, reissouvenirs, een tv, boeken en muziek. Hier zit ze vele uren en ze zit er graag. Foto’s van Omer en de kaart van Frankrijk, doorsneden door routes. Pia toont een late foto van haar vader: op de fiets, een zegevierend gebaar. Kun je je voorstellen, dat hij niet veel later er niet meer was? Neen, op basis van deze foto, waarop hij er nog bijzonder krachtig en jeugdig uitziet, speels ook, kun je je dat inderdaad niet voorstellen. (…) Ze vertelt honderduit over de twaalf stielen en dertien ongelukken op haar weg naar waar ze nu werkt (ergens op het kruispunt tussen design en overheid). Samen met haar moeder haalt ze herinneringen op aan de reizen die ze samen maken, hoe ze ongestoord uren in Romaanse kerkjes kunnen doorbrengen en kapiteel na kapiteel bestuderen. (…)