20 augustus – woensdag / Elisabethlaan
Ik ben ziek van de beelden van een
onthoofde Amerikaanse journalist die door Islamitische Staat (IS) worden
verspreid. We zullen eraan moeten wennen: dat de mens niet verandert en dus
wreed blijft, maar dat we het nu voortaan allemaal live mogen aanschouwen.
Georges Perecs boekje met Parijse
raadseltjes en woordspelletjes Perec/rinations,
op zichzelf al een woordspeling, biedt onschuldig en pretentieloos vertier.
Natuurlijk zijn de meeste kruiswoordraadsels voor een niet francofoon persoon
quasi onmogelijk in te vullen – maar daar gaat het niet om. En uiteraard heb ik
geen zin om de door Perec gesuggereerde wandelroutes door Parijs (van het type
‘ga van punt A naar punt B via straten waarvan de naam met een C begint) op een
plattegrond na te pluizen, of om tijd te investeren in het uitzoeken van welke
kandidaten voor het presidentschap géén straat of plein gekregen hebben. Ik heb
vooral genoten van dit boekje omwille van zijn knettergekke, m’enfoutistische
nutteloosheid, en uiteraard omwille van het voelbare en navoelbare taalplezier
waarmee Perec namen opsomt, voortdurend moduleert in repetitieve structuren,
speels definieert en muziek maakt van zinledige lijstjes. En tegelijk zijn deze
pérégrinations natuurlijk een
liefdevolle ode aan Parijs. Altijd prijs!
Ik hijs mezelf op de koersfiets
voor een ritje tot in Oudenburg en terug. Spectaculaire wolkenluchten, een hele
tijd in het zog van en kop trekkend voor twee collega’s-wielertoeristen (zonder
een woord te zeggen), een gebroken spaak. Ik ben nog maar net terug thuis of
het begint te gieten.
Afspraak met S.C., om te praten
over zijn galerieplannen. Er heerst meteen een vreemde, zwaar homo-erotisch
geladen sfeer. Het eerste wat hij doet is mij een boek voorleggen met
eigenhandig gemaakte mannenseksfoto’s. Wat moet ik daar van denken. Ik
improviseer mij een uitweg uit deze heikele situatie, die eigenlijk een overval
is, of een aantasting van mijn eerbaarheid: hoe kan ik het boek op een zo
onbeledigend mogelijke wijze opzij leggen? (…)
(…) Jacqueline toont de urne die Paul Perneel voor Omer
heeft gemaakt. Het is een uit elkaar geslagen en opnieuw in elkaar gepuzzelde
pot waarvan de binnenkant hemelsblauw is geschilderd, een verwijzing naar de
vele reizen die Omer heeft gemaakt. We spreken lang over de Perneels, er heeft
lang een intense vriendschap tussen een aantal leden van beide gezinnen
bestaan. Pia vertelt over haar indrukken van het huis in de Pieter
Pourbusstraat – die indrukken komen mij heel bekend voor. We krijgen de
werkkamer van Jacqueline te zien: een geborgen ruimte onder het dak, met een
grote computer, reissouvenirs, een tv, boeken en muziek. Hier zit ze vele uren
en ze zit er graag. Foto’s van Omer en de kaart van Frankrijk, doorsneden door
routes. Pia toont een late foto van haar vader: op de fiets, een zegevierend
gebaar. Kun je je voorstellen, dat hij niet veel later er niet meer was? Neen,
op basis van deze foto, waarop hij er nog bijzonder krachtig en jeugdig
uitziet, speels ook, kun je je dat inderdaad niet voorstellen. (…) Ze vertelt
honderduit over de twaalf stielen en dertien ongelukken op haar weg naar waar
ze nu werkt (ergens op het kruispunt tussen design en overheid). Samen met haar
moeder haalt ze herinneringen op aan de reizen die ze samen maken, hoe ze
ongestoord uren in Romaanse kerkjes kunnen doorbrengen en kapiteel na kapiteel
bestuderen. (…)