28 augustus – donderdag / Visart
De Verenigde Naties mogen nog
zoveel rapporten over de dramatische gevolgen van de klimaatopwarming op de
mensheid loslaten, er zal niets veranderen en onze kinderen zullen het moeten ondergaan.
Dat is de logica der dingen. Alleen een mirakel kan ons redden. Maar het
ontslaat ons niet van de plicht te blijven ijveren voor een groenere en betere
wereld. Tegen beter weten in.
Een Facebookvriend, (...), die ik niet persoonlijk ken maar die vanuit Spanje al een tijdje mijn
tourverslagen volgt en daar geregeld overwegend positief gestemd commentaar op
leverde, lacht mild om mijn naïef idealisme. Natuurlijk, Dirk, weet ik dat de
wereld alleen om geld draait. Maar ik wil niet cynisch zijn. Meer nog: het is
mijn plicht dat niet te zijn. En dan is er de verzuchting van Angelique C.:
‘Helaas’, bij het hoofdartikel van Yves Desmet in De Morgen, over het VN-rapport, dat ons, en onze kinderen, een
apocalyptische toekomst voorspelt. Ik antwoord haar dat ik het artikel niet heb
willen delen omdat ik het te ijl vond, en het delen te gemakkelijk.
Op weg naar de bakker zie ik een
schilder heel precieus met diep hemelsblauw een raam opfrissen. Drie minuten
later keer ik terug, hij is zijn penseel aan het uitwassen: middagpauze. Ik
moet twee keer hevig niezen. De man glimlacht me toe en zegt, in het Brugs:
‘God zegent je’. Het klinkt als ‘Gods zegentje’. Ik glimlach terug en zeg:
‘Merci’. En ik realiseer me dat ik glimlach. Ik weet waarom.
Deze notities op het internet
plaatsen, hoe voorzichtig ook – de talrijke beletseltekens en de rubriektitel
‘Gecensureerd dagboek’ spreken wat dat betreft boekdelen –, blijft toch heikel.
Het gaat mij om de spanning tussen het private en het publieke, hoe ik die
spanning bespeel en expliciteer, hoe het mijn bedoeling is mijn lezers daarin
toe te laten en hen van hun omgang met die spanning bewuster te maken. Deze
dagboeknotities, zoals ik ze op het net zet, staan uiteraard niet op zichzelf,
ze staan in relatie tot hun oorspronkelijke volledigheid. En het is me niet in
eerste instantie om die volledigheid te doen, maar om die relatie. Het is mij
te doen over het verschil tussen hun volledigheid, zoals ik ze aanvankelijk schrijf, en hun
onvolledigheid, wat er na het 'censureren' overblijft. Het is me om de spanning
tussen die twee te doen. Wat ‘censureer’ ik, waarmee en met wie houd ik daarbij
rekening…
X. komt langs. We maken eerst
een korte wandeling door Christus-Koning, met een halte in café De Kroon,
daarna zitten we hier wat aan tafel. In het gesprek dat we hebben, komen we
niet verder dan de obligate vragen over de kinderen en enkele feiten in verband
met oude gemeenschappelijke vrienden. Hoe zinvol dit op zichzelf ook is, het is
toch ook een beetje ontnuchterend. Ik krijg nog enkele documenten te zien over
een van zijn laatste projecten (in Harelbeke) – waarop we dan toch ook nog een
gesprekje hebben dat ergens over gaat (...).