vrijdag 31 oktober 2014

zomer veertien 67



28 augustus – donderdag / Visart

De Verenigde Naties mogen nog zoveel rapporten over de dramatische gevolgen van de klimaatopwarming op de mensheid loslaten, er zal niets veranderen en onze kinderen zullen het moeten ondergaan. Dat is de logica der dingen. Alleen een mirakel kan ons redden. Maar het ontslaat ons niet van de plicht te blijven ijveren voor een groenere en betere wereld. Tegen beter weten in.

Een Facebookvriend, (...), die ik niet persoonlijk ken maar die vanuit Spanje al een tijdje mijn tourverslagen volgt en daar geregeld overwegend positief gestemd commentaar op leverde, lacht mild om mijn naïef idealisme. Natuurlijk, Dirk, weet ik dat de wereld alleen om geld draait. Maar ik wil niet cynisch zijn. Meer nog: het is mijn plicht dat niet te zijn. En dan is er de verzuchting van Angelique C.: ‘Helaas’, bij het hoofdartikel van Yves Desmet in De Morgen, over het VN-rapport, dat ons, en onze kinderen, een apocalyptische toekomst voorspelt. Ik antwoord haar dat ik het artikel niet heb willen delen omdat ik het te ijl vond, en het delen te gemakkelijk.

Op weg naar de bakker zie ik een schilder heel precieus met diep hemelsblauw een raam opfrissen. Drie minuten later keer ik terug, hij is zijn penseel aan het uitwassen: middagpauze. Ik moet twee keer hevig niezen. De man glimlacht me toe en zegt, in het Brugs: ‘God zegent je’. Het klinkt als ‘Gods zegentje’. Ik glimlach terug en zeg: ‘Merci’. En ik realiseer me dat ik glimlach. Ik weet waarom.

Deze notities op het internet plaatsen, hoe voorzichtig ook – de talrijke beletseltekens en de rubriektitel ‘Gecensureerd dagboek’ spreken wat dat betreft boekdelen –, blijft toch heikel. Het gaat mij om de spanning tussen het private en het publieke, hoe ik die spanning bespeel en expliciteer, hoe het mijn bedoeling is mijn lezers daarin toe te laten en hen van hun omgang met die spanning bewuster te maken. Deze dagboeknotities, zoals ik ze op het net zet, staan uiteraard niet op zichzelf, ze staan in relatie tot hun oorspronkelijke volledigheid. En het is me niet in eerste instantie om die volledigheid te doen, maar om die relatie. Het is mij te doen over het verschil tussen hun volledigheid, zoals ik ze aanvankelijk schrijf, en hun onvolledigheid, wat er na het 'censureren' overblijft. Het is me om de spanning tussen die twee te doen. Wat ‘censureer’ ik, waarmee en met wie houd ik daarbij rekening… 

X. komt langs. We maken eerst een korte wandeling door Christus-Koning, met een halte in café De Kroon, daarna zitten we hier wat aan tafel. In het gesprek dat we hebben, komen we niet verder dan de obligate vragen over de kinderen en enkele feiten in verband met oude gemeenschappelijke vrienden. Hoe zinvol dit op zichzelf ook is, het is toch ook een beetje ontnuchterend. Ik krijg nog enkele documenten te zien over een van zijn laatste projecten (in Harelbeke) – waarop we dan toch ook nog een gesprekje hebben dat ergens over gaat (...).