24 augustus
Op de terugweg van Woumen
bezochten wij de Duitse militaire begraafplaats van Vladslo, wereldberoemd
omwille van het treurende ouderpaar van Käthe Kollwitz. ’t Was toch alweer een
jaar of acht geleden dat ik daar was geweest. Bij het naar buiten gaan
luisterde ik twee anorectische wielertoeristen af en zij vatten het karakter
van de plek perfect voor mij samen door haar te vergelijken met de
Gemenebestbegraafplaats Tyne Cot, die ze net ook bezocht hadden: ‘Die andere
was zo massaal, deze is veel ingetogener.’ Even daarvoor had ik mij geërgerd aan
de nog zeer jonge kinderen die op de begraafplaats van de ene tegel (waaronder
telkens een stuk of twintig vermorste jonge levens rusten) naar de andere
huppelden, en nog meer aan hun ouders, ook aanwezig nochtans, die hun
progenituur niet ter verantwoording riepen. Ik maakte enkele foto’s, mij heel
bewust van het gevaar op niets dan clichés te stuiten, ja zelfs van het feit
dat ook het ontwijken van de clichés tot bijna niets anders dan clichés kan
leiden.
Is het niet wat vroeg om nu al geconsacreerd te worden met
een aflevering van Zomergasten? Ik
gun het David Van Reybrouck vast en zeker, maar de vraag mag toch gesteld. Ook
al heeft hij het er zeker niet slecht vanaf gebracht. Zijn keuze van fragmenten
was voortreffelijk: relevant en instructief. Ik had het echter wel lastig met
de manier waarop hij het allemaal bracht. Het was zo duidelijk dat hij het
belang van het moment goed inschatte; van deze geboden kans moest en zou hij
optimaal gebruik maken; het was allemaal zo goed voorbereid, zo strak
geregisseerd. Van Reybrouck speelde een vooraf ingestudeerde rol. Hij wist
perfect wat hij allemaal zou zeggen en hij zei het ook. En hij zei het dan ook
nog op een overwogen manier. Dit was: toneel. Dit was: een eenakter. De zinnen
leken vooraf ingestudeerd, de stiltes vielen op het gênante af op vooraf
zorgvuldig uitgekozen momenten en met vooraf overwogen momenten. Je voelde hoe
de interviewer, die door Van Reybrouck steevast bij de voornaam werd
aangesproken (een perfide manier voor de interviewee om de interviewer voor
zijn kar te spannen), aarzelde om tegen deze pantomime in te gaan. Eén keer
probeerde hij het (‘Stelt u het nu niet te zwart-wit voor?’), maar hij liet
zich inpalmen en reageerde te mak. Van Reybrouck mocht het hem geboden podium
helemaal vullen met zijn integriteit, ambitie en emotie – ik twijfel er niet
aan dat hij gisterenavond een menigte harten heeft gestolen. Maar ik vond dat hij
net iets te vaak 'ik vind' zei. Oké, hij vindt veel. Maar wat zoekt hij
eigenlijk? – daarover blijf ik ook na deze uitzending in het ongewisse.