zaterdag 11 oktober 2014

Margaret Mazzantini, Ter wereld gekomen



Lange tijd stond het volume van deze roman me tegen. Na twee-, driehonderd bladzijden moest ik de aanvechting overwinnen om Ter wereld gekomen van Margaret Mazzantini dicht te klappen. Wat een pretentieus geval, zeg! Maar nog eens tweehonderd bladzijden verder wist ik: dit boek heeft zijn traagheid en breedvoerigheid nodig. Die ampleur is noodzakelijk om de spanningsboog op te bouwen die, wanneer hij dan eindelijk knapt, je pijnlijk raakt, als een twijg die door je voorganger op een smal bospad in je oog wordt gezwiept. Auw! En dan begin je te beseffen dat de impact van deze ambitieuze onderneming nu net zo hevig is omdat Mazzantini heel dicht tegen de mislukking aanleunde, tegen de kitsch, de sentimentaliteit. Dat zal ze wellicht bewust hebben gedaan, besef je. En je moet ook je aanvankelijke mening herzien over de al te opportunistische manier – zo dacht je – waarop ze een gruwelijke oorlog inzet als decor voor de particuliere catharsis van een weinig sympathiek personage.

Maar kan van personages worden gewenst dat ze sympathiek zijn?

Een oorlog als decor? Juister zou het zijn te stellen dat Ter wereld gekomen over twee oorlogen gaat: enerzijds de nog maar weinig in de bellettrie opgevoerde ‘oorlog in voormalig Joegoslavië’ (we gebruiken deze term om het kluwen aan te duiden van ondoorgrondelijke, in hoge mate irrationele en in elk geval onmenselijke conflicten die zich in de jaren negentig zo dicht bij ons, binnen Fort Europa, hebben ontvouwd), anderzijds de kleine oorlog van een vrouw, Gemma, die ongewild kinderloos gebleven de middelbare leeftijd nadert.

In de eerste helft van het boek krijgen we als het ware een fenomenologie van de kinderwens voorgeschoteld, samen met een catalogus van de moeilijkheden die een vrouw ondervindt bij het vaststellen van het feit dat ze onvruchtbaar is, en van de mogelijkheden die er zijn om vervolgens alsnog aan een kind te geraken. Die kinderwens, dat toont Mazzantini zeer overtuigend aan, is blijkbaar uitermate sterk en doet een vrouw de gekste dingen doen. Zij noemt deze drijfveer ergens een ‘eenzame obsessie’ (263). Hoe vernederend is het parcours dat zo’n vrouw moet doorlopen. Hoe pijnlijk. De talrijke en steeds herhaalde onderzoeken, tests, pogingen. De vervreemding van het eigen lichaam en ook van de eigen identiteit, voor zover voor een vrouw het moeder-zijn daar op een essentiële manier deel van uitmaakt. De morele vragen die rijzen wanneer naar ándere middelen wordt gegrepen dan deze die door ‘Moeder’ natuur zijn gegeven. De druk op de relatie die al dat medische en procreatieve geknutsel en gedonder met zich meebrengen. Mazzantini bespaart ons niets en slaagt er in om ons met een aanslepend en door talrijke herhalingen gekenmerkt verslag een indruk te geven van de langdurigheid en uitzichtloosheid van dit soort in ondernemingen en expedities en bureaucratische dwaaltochten ontaardende processen. En ja, daar heeft ze een paar honderd bladzijden voor nodig.

En dan is er het ‘decor’. Met verve, het moet gezegd, evoceert Mazzantini de gruwel die wij alleen van naam kennen: ‘oorlog’. (Voor de beelden zijn wij al lang te afgestompt.) Zij verliest zich niet in historische details over de Balkan en alle volken en naties en bendes en facties die elkaar daar een tijdlang naar het leven hebben gestaan – die doen er trouwens niet toe, het had élke oorlog kunnen zijn die zich afspeelt in een tijd waarin de technologieën van communicatie en fertiliteit, die zij nodig heeft voor haar verhaal, voorhanden zijn. Joegoslavië ligt bovendien, vanuit Italië gezien, waar de hoofdpersonages hun thuisbasis hebben, aan de overkant van een vrij smalle zee en dus binnen bereik. Bovendien is het zo dat hoe dichter je de tegenpolen op elkaar laat aansluiten, hoe heviger de kortsluiting tussen beide voelbaar is: de chaotische normaliteit in Italië versus de op den duur normale chaos in Joegoslavië en meer bepaald Sarajevo, want het is voornamelijk in die belegerde stad dat Mazzantini haar ‘decor’ plaatst.

We hebben dus twee ‘oorlogen’: de particuliere van het onvruchtbare huwelijk en de omvattende, een die zelfs, in de mate het er niet echt toe doet om wélke historische oorlog het gaat, universeel kan worden genoemd. Ergens (199) definieert Mazzantini de oorlog als de grote gelijkmaker: mooi en lelijk belanden op dezelfde puinhoop. Net zo gaat het huwelijk in onverschilligheid teloor en ontaardt de liefde in een kleine oorlog. Of in een oorlog in het klein.

De formele spankracht van het boek is gelegen in de vraag of Mazzantini er in slaagt om dit contrast tussen het particuliere en het universele tot een goed einde te brengen, om het, jawel, vruchtbaar te laten zijn. Is, met andere woorden, de oorlog in Joegoslavië in deze roman méér dan een decor, ja, dragen de talrijke gruwelijke taferelen op noodzakelijke wijze bij tot de communicatie van de ‘boodschap’ van een roman over liefde en onvruchtbaarheid?

Wie dit verband tussen voor- en achtergrond, tussen ‘verhaal’ en ‘decor’ weet te ontrafelen, krijgt inzicht in de literaire kwaliteit van deze roman.

Een van de belangrijkste aspecten van de oorlog die in Ter wereld gekomen voelbaar worden gemaakt – naast de wreedheid, de onmenselijkheid, de precariteit enzovoort – is de oncommuniceerbaarheid van dit alles. Wie er in zit en er niet uit kan, en er dag na dag in moet vechten voor zijn bestaan, is door een kloof die breder en dieper is dan de Adriatische Zee van het ‘normale’ bestaan gescheiden. In het licht van de instincten van overleven, wraak en dood lijkt het verlangen naar een nieuw leven futiel en zelfs misplaatst. Toch valt die drang nauwelijks uit te leggen en al zeker niet te wéérleggen. Zo zijn ook de verhalen die ons uit het oorlogsgebied bereiken onnavoelbaar. Woorden schieten te kort, beelden stompen af. (Daarom moest Diego, Gemma’s tegenspeler, een fotograaf zijn.)

Precies in dat onvermogen tot communicatie is het raakvlak gelegen tussen de thema’s van het lijden door een niet vervulde kinderwens en het lijden door een oorlog. In die oorlog ‘krijgt’ Gemma het kind waar ze zo naar verlangd heeft: ze noemt hem Pietro. Tussen Gemma en Pietro ontwikkelt zich tijdens de zestien jaren na de gebeurtenissen in Sarajevo een relatie als die tussen een moeder en een zoon. Het is in die relatie dat zich het moreel dilemma ontvouwt waar de lezer die geduld heeft weten op te brengen zeker door zal worden geraakt. De vraag rijst namelijk of de waarheid altijd moet ‘zegevieren’. Kan zij soms, in bepaalde omstandigheden, niet beter verhuld blijven? Net zoals de vraag rijst of oorlogsgruwel kan worden geëvoceerd, ja zelfs of dit wenselijk is, zo dwingt Mazzantini ons ertoe ons af te vragen waartoe het kan leiden, mocht aan Pietro de volledige toedracht van zijn bestaan worden onthuld.

De onwetendheid van Pietro, of beter gezegd, zijn niet-weten, is in deze roman cruciaal. Precies daarin ontstaat een interessante parallel tussen inhoud en vorm. De spanningsboog, die Mazzantini kundig opbouwt met behulp van talrijke sprongen heen en terug in de tijd, heeft ook bij de lezer een niet-weten tot gevolg. Dat niet-weten is, we kennen het principe uit het thrillergenre, essentieel om de nieuwsgierigheid aan te wakkeren en om tot voortlezen aan te zetten. Meer nog: we weten dat de auteur méér weet dan wij maar we doen alsof we dat niet weten – dat is een essentieel onderdeel van de ongeëxpliciteerde overeenkomst tussen schrijver en lezer. En kijk, in het werkelijke leven kunnen zich gelijkaardige situaties voordoen, situaties waarbij de vraag rijst of het verantwoord is dat niet-weten te bestendigen. Of het, integendeel, niet beter is in het alsof voort te leven.

Zo wordt deze roman, die aanvankelijk irriteert, er een die prikkelt, uitdaagt en raakt. Doordat ons, lezers, zeer lang essentiële informatie wordt onthouden, kunnen wij als het ware de draagwijdte en de emotionele impact van het morele probleem (onthullen of niet onthullen?) navoelen.

Ter wereld gekomen is een boek dat het geduld op de proef stelt, maar dat uiteindelijk inslaat als een bom – en deze vergelijking is niet gratuit.