14 juli
(…) We worden in café De Vismijn
opgewacht door de vriendelijke dronkaard die ons de vorige keer ook al
begroette, en die ons toen ook al vroeg of we van ‘den dezen’ waren – een
uitdrukking die, in combinatie met een gebaar dat bestaat uit het hameren met een
geopende hand op een gesloten vuist, zoveel betekent als: een homoseksueel
koppel vormend. We stellen, net zoals de vorige keer, de man gerust door te
zeggen dat we helemaal geen homoseksuele vrienden zijn maar ‘gewone’ vrienden,
die enkel maar een vaste afspraak hebben om eens per maand bij te praten.
Ons gesprek hobbelde een beetje
alle kanten uit, maar ik herinner er mij toch van dat W. vertelde over zijn
verblijf in New York, samen met H. en B.. Ze konden, door het systeem van
huisruil, gratis een appartement in Brooklyn betrekken, niet ver van de grote
begraafplaats (naam vergeten) waar liefst 600.000 voormalige ingezetenen
begraven liggen. W. vertelde ook dat H., ook een literatuurliefhebber, elke dag
voorbij het huis van Paul Auster passeerde, in de hoop de grote schrijver daar
toevallig te zien buitenstappen, ja dat hij zelfs in de patisserie/koffieshop daar
vlakbij binnenstapte omdat hij uit een of ander autobiografisch geschrift had
onthouden dat Auster daar elke ochtend een beagle gaat nuttigen. Allemaal
vergeefse pogingen: de labyrintische schrijver gaf niet thuis, en H. moest zich
tevreden stellen met een zicht, doorheen het grote raam boven het souterrain
van Austers huis, op de ‘immense’ bibliotheek die daar binnen tegen de muren
staat opgesteld, blijkbaar.
De voormiddagen werden met lectuur
doorgebracht, wellicht ten dele ook van de in de boekhandels aangetroffen
nieuwe aanwinsten. B. las een trilogie van Philip Roth. En H., zei W., kon al
helemaal geen boekhandel binnenstappen zonder iets te kopen. De verplaatsing
naar Manhattan vergde drie kwartier: tien minuutjes te voet naar het
dichtstbijzijnde station van de ondergrondse, en dan onder de East River naar
de binnenstad, waar het gezelschap ’s namiddags alles bezocht wat er te
bezoeken viel en vooral ook grote afstanden te voet aflegde, hetgeen lastig was
omdat het zo warm was, terwijl de vochtigheidsgraad 100 procent bereikte. En we
maakten altijd de fout te weinig te drinken, zei W.. Die nalatigheid werd ’s
avonds op het verblijfsadres goedgemaakt, zij het dan niet met water maar met
alcoholhoudende dranken en dan weer met een exces in de tegenovergestelde
richting. W. was zeer te spreken over de hartelijkheid van de New Yorkers. Als
je een zaak een tweede keer binnenstapt, herkennen ze je al van de vorige keer
en beginnen ze een praatje, zei hij. Een van de musea die W. was bijgebleven,
was het Museum van de Immigratie op Ellis Island. Je krijgt er in een notendop
de geschiedenis van de Verenigde Staten, echt heel interessant. Aldus W..
Onnodig te zeggen, en dat doe ik nu net wél, dat ik bij dit alles een gevoel van jaloezie niet kon onderdrukken.
We spraken ook af om simultaan de Onvoltooide liefdesbrieven van Michaïl Sjisjkin te lezen.