zaterdag 6 september 2014

zomer veertien 19


14 juli


(…) We worden in café De Vismijn opgewacht door de vriendelijke dronkaard die ons de vorige keer ook al begroette, en die ons toen ook al vroeg of we van ‘den dezen’ waren – een uitdrukking die, in combinatie met een gebaar dat bestaat uit het hameren met een geopende hand op een gesloten vuist, zoveel betekent als: een homoseksueel koppel vormend. We stellen, net zoals de vorige keer, de man gerust door te zeggen dat we helemaal geen homoseksuele vrienden zijn maar ‘gewone’ vrienden, die enkel maar een vaste afspraak hebben om eens per maand bij te praten.

Ons gesprek hobbelde een beetje alle kanten uit, maar ik herinner er mij toch van dat W. vertelde over zijn verblijf in New York, samen met H. en B.. Ze konden, door het systeem van huisruil, gratis een appartement in Brooklyn betrekken, niet ver van de grote begraafplaats (naam vergeten) waar liefst 600.000 voormalige ingezetenen begraven liggen. W. vertelde ook dat H., ook een literatuurliefhebber, elke dag voorbij het huis van Paul Auster passeerde, in de hoop de grote schrijver daar toevallig te zien buitenstappen, ja dat hij zelfs in de patisserie/koffieshop daar vlakbij binnenstapte omdat hij uit een of ander autobiografisch geschrift had onthouden dat Auster daar elke ochtend een beagle gaat nuttigen. Allemaal vergeefse pogingen: de labyrintische schrijver gaf niet thuis, en H. moest zich tevreden stellen met een zicht, doorheen het grote raam boven het souterrain van Austers huis, op de ‘immense’ bibliotheek die daar binnen tegen de muren staat opgesteld, blijkbaar.

De voormiddagen werden met lectuur doorgebracht, wellicht ten dele ook van de in de boekhandels aangetroffen nieuwe aanwinsten. B. las een trilogie van Philip Roth. En H., zei W., kon al helemaal geen boekhandel binnenstappen zonder iets te kopen. De verplaatsing naar Manhattan vergde drie kwartier: tien minuutjes te voet naar het dichtstbijzijnde station van de ondergrondse, en dan onder de East River naar de binnenstad, waar het gezelschap ’s namiddags alles bezocht wat er te bezoeken viel en vooral ook grote afstanden te voet aflegde, hetgeen lastig was omdat het zo warm was, terwijl de vochtigheidsgraad 100 procent bereikte. En we maakten altijd de fout te weinig te drinken, zei W.. Die nalatigheid werd ’s avonds op het verblijfsadres goedgemaakt, zij het dan niet met water maar met alcoholhoudende dranken en dan weer met een exces in de tegenovergestelde richting. W. was zeer te spreken over de hartelijkheid van de New Yorkers. Als je een zaak een tweede keer binnenstapt, herkennen ze je al van de vorige keer en beginnen ze een praatje, zei hij. Een van de musea die W. was bijgebleven, was het Museum van de Immigratie op Ellis Island. Je krijgt er in een notendop de geschiedenis van de Verenigde Staten, echt heel interessant. Aldus W..  

Onnodig te zeggen, en dat doe ik nu net wél, dat ik bij dit alles een gevoel van jaloezie niet kon onderdrukken.

We spraken ook af om simultaan de Onvoltooide liefdesbrieven van Michaïl Sjisjkin te lezen.