dag 21.4
Na de stilte van het Forêt de Brotonne kom ik nu in een
heksenketel terecht, of zo lijkt het althans. Het verkeer, het aankomende en
het mij inhalende, houdt niet op; elk voertuig maakt, als je er echt op let, en
dat doe ik nu, bijzonder veel lawaai, eigenlijk. Ik moet een vijftal kilometer
op een nationale (naar Duclair) en
ben me daar hyperbewust van de mogelijke gevaren die verbonden zijn aan het als
fietser voorbijgereden worden door veel snellere personen-, bestel- en
vrachtwagens. Al heb ik toch ook kunnen vaststellen dat de Fransen in
vergelijking met twintig, dertig jaar geleden veel voorzichtiger geworden zijn.
Er zijn er natuurlijk nog die elke snelheidsbeperking aan hun laars lappen,
maar die vormen nu toch een minderheid, in tegenstelling tot vroeger, toen te
snel rijden veeleer de regel was. Er heeft zich een duidelijke
mentaliteitsverandering voltrokken, zeker ten aanzien van fietsers. Zeer
opvallend is dat achteropkomende auto’s wachten met je in te halen tot er geen
tegenliggers meer zijn. Waardoor ze soms een hele tijd op jouw slakkengang
achter jou aan blijven rijden. En wanneer ze dan uiteindelijk toch hun
inhaalbeweging inzetten, houden ze meer dan voldoende afstand, zodat je niet
meer, zoals vroeger veel vaker het geval was, als het ware van de weg wordt
weggeblazen. Deze reis is het mij maar één keer gebeurd dat ik door de door een
passerende vrachtwagen veroorzaakte luchtverplaatsing bijna de controle over
mijn stuur verloor en in de kant terechtkwam.
Ik rijd via Saint-Saëns tot in Crèles. Een bezoekje aan het Office de Tourisme leert mij dat het
Hôtel de Grand Cerf in Neufchâtel-en-Bray een ernstige kandidaat wordt om mij
vanavond onderdak te mogen verschaffen. Het draait inderdaad daar op uit en
wanneer ik in de gelagzaal mijn velouté
du chef, canard confit (met een
extra portie pâtes), fromages en crème glace verorber, meen ik op een gegeven ogenblik dat de grote
hertenkop die aan een van de muren is opgehangen naar mij knipoogt. De formule soirée étappe valt met zijn 77 euro
schappelijk uit, ik geniet van de luxe, ik voel mij zeer op mijn gemak in dit
hotel. Ik vraag de ober om tussen de gangen wat ruimte te laten, zodat ik mijn
notities kan bijwerken. Wanneer ik dan uiteindelijk naar mijn kamer trek om
daar nog wat voort te schrijven, zie ik langs de trap een ingelijste foto van
een passerend helm- en zonnebrilloos peloton ergens in de vroege jaren tachtig
– vlak voor ik dit land intensief begon te bereizen. Ik zie vooraan le Blaireau Bernard Hinault, pratend met
een van zijn collega’s. De bolletjestrui draagt een zweetband in zijn
weelderige blonde haar.