ATROCITEIT
Het menselijk vermogen tot
fysieke wreedheid is er altijd geweest. Mensen, mannen vooral, hebben een
patent op atrociteit – mishandeling van mannen, vrouwen, kinderen en dieren is
hun ding; wederrechtelijke oorlogshandelingen; misdaden tegen de mensheid of
menselijkheid (wat moet je nu eigenlijk zeggen?); folterpraktijken en
terechtstellingen. Beul is vanouds een mannelijk beroep en het is heus niet de
eerste keer dat een onschuldige gijzelaar wordt onthoofd. Het nieuwe, en op een
vreemde wijze dúbbel wrede, is natuurlijk dat we het allemaal te zien krijgen. Ook de Islamitische
Staat – of eigenlijk moet je het lidwoord weglaten want het is een
‘organisatie’ of een ‘beweging’, ja wat is het eigenlijk? – ook IS is dol op smartphones
en kent de weg naar Facebook, Twitter, Instagram of YouTube. Het internet
wordt, zoals alles wat mensen hebben uitgevonden om goede dingen mee te
verwezenlijken (het wiel, het vuur, het buskruit), ook ingezet om het kwaad te
dienen, om kwaad te doen. IS filmt
lugubere terechtstellingen om angst te verspreiden maar ook, vreemd genoeg, om
te rekruteren. Dat laatste getuigt van een perverse kennis van de menselijke, en
dan bij uitstek de mannelijke, psyche. Uiteraard is het onze morele plicht om
deze praktijken barbaars te blijven noemen en er op de meest uitdrukkelijke
manier onze afkeuring over uit te spreken. Maar daarmee is de kous niet af.
Onmiddellijk na de feiten
waar we intussen allemaal weet van hebben (wat een efficiënte
propagandamachine!) vond een van mijn Facebookcontacten het nodig een foto van
het onthoofde lichaam op zijn tijdlijn te plaatsen. Het IS-filmpje had ik tot
dan toe weten te omzeilen. Dat is gelukkig nog mogelijk want je moet zo’n
filmpje nog zelf in gang zetten – en daar is een wilsbeslissing voor nodig. Een
foto daarentegen staat daar ineens en plant meteen zijn volle lading op je
netvlies; er is geen ontkomen aan. Ik ga die foto, die ik dus liever niet onder
ogen had gekregen, hier niet beschrijven. Ik ben het ten volle eens met de
beslissing van onze openbare omroep om de beelden van IS niet te verspreiden
omdat dat nu precies is wat die organisatie beoogt: een maximale verspreiding.
Ik beperk mij tot de mededeling dat de enscenering van de foto getuigde van een
werkelijk door en door perfide atrociteit – de foto blijft, dat weet ik nu al
zeker, tot op het eind van mijn dagen in mijn geheugen gestanst. Nooit eerder
zag ik zoiets en ik wou dat ik kon zeggen dat ik het nooit nog zal moeten zien.
(Maar ik zal het altijd, met mijn geestesoog, blijven zien: ik ben besmet,
aangetast.)
Vreemd genoeg leiden de
beelden van de begane atrociteiten, duchtig verspreid via de zogenaamde sociale
media en bijgevolg, met een grondigheid waarvan geen enkele tekstschrijver kan
dromen, in geen tijd doorgedrongen tot in de diepste lagen van de bevolking, niet
tot een verhoging maar integendeel tot een verlies van ons werkelijkheidsbesef.
Na een jarenlang bombardement van geweldgames, horrorfilms en op alle mogelijke
manieren gemanipuleerde beelden; na de banalisering van het kwaad door onder
meer de vermenging met publiciteit, denk aan de reclamecampagnes van Benetton
indertijd; na de indigestie van gruwelbeelden, te beginnen bij de foto’s van
bevrijde concentratiekampen vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog over
de hongerbeelden uit Biafra en Ethiopië tot de geësthetiseerde World
Press-foto’s van kinderen die wegrennen voor een napalmbombardement of die
weggedragen worden uit een puinhoop door wanhopige ouders; en met de permanente en absolute aanwezigheid
van de afstandsbediening en dus de mogelijkheid om de blik af te wenden en het
waargenome niet tot zich te laten doordringen of het meteen te verdringen en
vergeten en er dus de morele consequenties niet van te moeten dragen – na en
met dat alles moeten wij vaststellen dat het eerste wat we doen als we beelden
van een onthoofding zien is: onderzoeken of deze beelden ‘gemanipuleerd’ zijn.
We betwisten met andere woorden hun realiteit.
Alsof het niet zou
kunnen: een gefilmde onthoofding.
Afstandsbediening. Het
woord zegt het natuurlijk helemaal: we bedienen ons van de afstand, we laten de
werkelijkheid niet tot ons toe. We weten dat het zich allemaal op een afstand
voordoet, maar we verzorgen onze mentale hygiëne, we perfectioneren ons
vermogen om te geloven dat de kans dat ons iets dergelijks zou overkomen alleen
maar theoretisch is.
En daar ligt de verdubbeling van de atrociteit. De
gruwel op zich is wreed, daar kan geen twijfel over bestaan. Maar het besef van
het effect dat die beelden op ons hebben, het zelfbewustzijn dat dit effect in
vergelijking met wat er op de beelden of foto’s te zien is onvoorstelbaar
tekortschiet, ja, eigenlijk nauwelijks boven de apathie uitstijgt – dat besef
is ook wreed. De gefilmde en getoonde en door ons waargenomen atrociteit
confronteert ons met onszelf en doet ons pijnlijk ontwaken.
Ik kan niet geloven dat
diegenen die dergelijke beelden verspreiden niet weten hoezeer zij behalve
angst aanjagen, door de rechtstreekse confrontatie met wat zij ons tonen, ook
ontmoedigen en verlammen, door de onrechtstreekse confrontatie met ons
realiteitsverlies en – uiteindelijk – onze onverschilligheid. Oorlogsvoerders hebben
zich altijd van propaganda bediend. Maar nooit eerder zijn ze zo diep
doorgedrongen in ons vermogen tot juist waarnemen, in onze zelfdeceptie, in de
essentie van onze moraliteit.