dinsdag 9 september 2014

tour 146



18 mei 2014

dag 20.6


Een van de meest opvallende veranderingen in het landschap, naast de verschrikking van de uitvalsweg die ook hier heeft toegeslagen in de vorm van Bricocenters en Super-U’s en etalageloodsen van Peugeot-dealers en tuincenters en verhuurbedrijven van bouwmaterialen en wat weet ik al niet meer, alles waarvoor die sukkelaar in Béziers zich nu naar ergens ver buiten de stad moet slepen, is: de verkaveling. En in die verkaveling het fenomeen dat overal in Frankrijk gelijke huizen, of huisjes want ze zijn over het algemeen opvallend klein, worden neergepoot. Vroeger – ja, toen alles, ook dit, beter was – had elke landstreek zijn eigen, homogene, consequente bouwstijl. In functie van de aanwezige materialen en van de klimatologische omstandigheden. In Le Nord stonden, en staan nog altijd, bakstenen huizen met gebakken dakpannen, zoals wij die ook kennen. De bouwstijl is er groezelig Vlaams. In Bourgondië wordt witte zandsteen gewonnen en daarmee bouwde men dan ook. Een gelijkaardige witte natuursteen tref je ook aan in de wijnstreek rond Bordeaux. De Provence heeft zijn typische Provençaalse bouwtrant, met dakpannen die in lagen bovenop elkaar liggen. Door de geringere regenval, of door een ander afwateringssysteem, had men er blijkbaar geen dakgoten nodig. In Bretagne zijn de oorspronkelijke huizen opgetrokken uit een soort van grijze of bruine graniet, de daken bestaan er uit een ruw gesneden leisteen. Normandië kent zijn vakwerkhuizen met buitenmuren die zijn opgetrokken uit een raamwerk van houten balken dat is opgevuld met leem, die op een netwerk van dunne latten is aangebracht. De daken zijn er van riet en boven op de nok groeien, vreemd genoeg maar wel zeer mooi, lelies. Al die verschillen tekenen de streek in kwestie, vormen er het eigen karakter van uit. Maar nu is er: de verkaveling waarin alle huizen er min of meer gelijk uitzien. En dat in héél Frankrijk. Ze zijn opgetrokken met grote gegoten of gebakken grijze of rode snelbouwstenen op een manier waarvoor de gemiddelde Legoblokkenspeler meewarig zijn schouders ophaalt, waarop vervolgens een laag beige crépi wordt uitgesmeerd. De klimaatregeling verloopt nu op technologische wijze en niet door het gebouw zelf: dikte van de muren, omvang van de ramen, aanwezigheid van luiken, enzovoort. Rond die huisjes wordt, met het overschot van de snelbouwstenen, een vaak vrij hoge muur opgetrokken, en binnen deze muren wordt, vaak sneller dan de snelbouwsteenmuren zijn gepleisterd, een gazonnetje aangelegd, waarop dan weer een trampoline verschijnt, een blauw zwembadje, een driewielertje of een opblaasolifant. Elke tuin zijn eigen trampoline. En op de oprit staat natuurlijk een Renault Mégane of het nieuwste model van Peugeot… Deze gelijkschakeling introduceert in het hele land een vorm van grondeloze, weerzinwekkende saaiheid. En dat gecombineerd met de wetenschap dat voor dit povere comfort niet alleen gigantische hoeveelheden grond worden opgesoupeerd maar ook hele dorpscentra met sterke, stevige, stoere huizen aan leegloop en verval worden overgeleverd, stemt de externe waarnemer droef – ook al omdat hij in deze praktijk het wanbeleid van zijn eigen land herkent en nu al kan voorspellen dat de Fransen hier ooit spijt van zullen krijgen.