18 juli – vrijdag / Elisabethlaan
(…) Ik begin de dag met (…) de
brieven van Madame de Sévigné (…) Bij mijn ontbijt lees ik enkele bladzijden in
Schwartz’ Pasolini-biografie – altijd met de brandende vraag waarom ik dit zo
nodig moet lezen.
(…) Anna-Livia is er ook even bij,
ze maakt zich zorgen over het neergehaalde vliegtuig en zegt dat ze nooit nog
in een vliegtuig zal durven stappen. We hebben het ook even over de situatie in
Israël, het valt niet mee om uit te leggen hoe daar de vork in de steel zit.
Het is een bijzonder warme, mooie
zomerdag. Ik verschans me in de Visart: lectuur (Sjisjkin en Proust) plus het
ritverslag van de Tour op tv. Ik neem me voor om ook wat op te ruimen, maar
verder dan de afwas geraak ik niet. Voor Gerard maak ik gevulde tomaten klaar.
Hij laat het zich smaken. We kijken samen naar het journaal, waarin het nieuws
over het neergeschoten lijnvliegtuig vooraan zit. (…)
(…) We zitten in de tuin en het
wordt stilaan donker. We vragen ons af of een van ons nog een harmonieus gezin
kent, waar de ouders nog samen zijn en het goed stellen met hun kinderen, die
het uiteraard zelf ook goed doen. Jo kent geen zo’n gezin. Ik ook niet. Of het
zouden (…) moeten zijn, maar die hebben het een tijd bijzonder moeilijk gehad. Of (…). Ja, dat is zo’n ergerlijk modelgezin. Sarah denk aan (…). (…) Jo vertrekt om half
twaalf.