18 mei 2014
dag 20.4
Wat is dat eigenlijk, afzien? Van de late rit van
Saint-Pierre-sur-Dives tot in Lisieux zou ik kunnen zeggen dat ik heb afgezien.
Er zaten nog een paar stevige hellingen in, en uiteindelijk had ik bijna 150
kilometer op de teller staan toen ik op de camping aankwam, om kwart voor 8.
Maar wat zeg ik dan, als ik zeg dat ik heb afgezien? Heeft iemand mij een been
afgeschoten? Lijd ik aan een pijnlijke kanker? Ben ik in de rouw of val ik ten
prooi aan psychoses? Niets van dat alles. Ik trap pedalen rond op een zwaar beladen
fiets en overbrug afstand. En er is een beetje reliëf. Daar staat tegenover dat
ik werkelijk, zoals ik mij bijna stoutmoedig had voorgesteld, deze avond in
Lisieux ben, waardoor ik er bijna zeker van ben dat ik de resterende afstand in
drie dagen zal kunnen overbruggen en niet in vier, zoals ik me eerst had
voorgesteld. Ik ben in een toestand aanbeland dat zo’n dag winst, een dag
minder fietsen dus, ertoe doet. Dus, wat is afzien?
Als je iets leert, op het fysieke vlak dan, door zo’n reis,
dan wel dat je je grenzen verlegt. Zolang er niets ernstigs aan de hand is,
zoals de genoemde zaken of nog andere (de voorzienigheid is daarin zeer
inventief), zit dat afzien vooral tussen beide oren. ’t Is een mentale kwestie.
Zolang je de geest onder controle houdt, valt het nogal mee met dat afzien.
Maar als de gedachten afdwalen, als je niet meer geconcentreerd genoeg bent om
putten in de weg te vermijden of de juiste versnellingen te vinden, als je
begint te staren of, erger nog, de neiging hebt om in slaap te vallen (wat me
een paar keer is overkomen), ja, dan ben je aan stoppen toe. Maar ik heb dus
wel grenzen verlegd. Afzien is een relatief iets. Je kunt het mentaal aanpakken:
er zijn altijd nog dingen die erger zijn dan om hier als een vrij man, hoe
zwaar beladen ook en hoeveel kilometers ook je al in de benen hebt, en hoe
steil de hellingen ook zijn, door Frankrijk te fietsen. Ik mag niet klagen en
ik zal dat ook niet doen.
Dat, ten andere, heeft me ook geholpen: op geen enkele
manier een klacht te laten horen aan het thuisfront. Per sms, telefoon of
ansichtkaart (andere methodes zoek ik niet op) laat ik op geen enkele manier
merken hoe ‘zwaar’ het soms is. En kijk, van de weeromstuit is het dan ook niet zwaar.