dag 21.6
Ik kom met het fietsen stilaan in een ‘flow’. Mijn conditie
is aanzienlijk beter dan toen ik vertrok. Mocht het niet zijn dat mijn fiets
echt wel wat te zwaar geladen is om comfortabel te zijn, en dat ik nu – eindelijk
zou ik bijna zeggen – toch enige hinder van zadelpijn begin te ondervinden, ik
zou elke dag nog veel langer dan nu al het geval is kunnen blijven fietsen. Maar
ik begin ook hinder te ondervinden op plaatsen waar ik voorheen nooit iets heb
gevoeld – mijn linkerscheenbeen en mijn rechterachterdijbeen –, ik vermoed dat een
overbelasting van de spieren de oorzaak is hiervan. Mijn benen maar ook mijn
armen en polsen zijn ’s morgens bij het opstaan helemaal verstijfd.
Wat is nu eigenlijk die ‘flow’? Schier gedachteloos draai je
die benen rond, je geeft je over aan de loutere verplaatsing. Je beseft wel dat
je dat doet, en niet iets anders – maar eigenlijk doet het er niet toe. Je gaat
volledig op in die ene activiteit. Wel is er een verandering in het doel: waar
je bij het vertrek niet goed wist waar dat hele zotte idee – j’ai toujours voulu le faire! – je heen zou
voeren, is het perspectief na het keerpunt ergens in de Midi wel grondig
gewijzigd: je bent nu aan het terugkeren, je rijdt naar huis. En het lijkt erop
dat er juist door die duidelijkheid met betrekking tot de bestemming ruimte is
vrijgekomen voor die ‘flow’, voor die tranceachtige gedrevenheid.