21 mei 2014
dag 23.2
Na mijn doortocht van Ieper wordt het pas echt dokkeren, met
name op de baan naar Pilkem oap. Ik
ken Pilkem van de melding van af en toe eens een onontploft projectiel uit de
Eerste Wereldoorlog, jawel, de Groote, maar had tot dusver nog niet de eer
gehad kennis te maken met het werkelijk halsbrekende fietspad aldaar. Het is
een crime, een schande. En ik
vervloek de obscuur glimlachende koppen op de verkiezingsborden die tussen de
koeien in de weiden staan neergepoot. Neen, voor u zal ik niet stemmen zondag,
en voor u zeker niet.
Ik neem mij met andere woorden al voor om in mijn
tourdagboek een jeremiade af te steken over de Belgische fietspaden.
Maar dan geschiedt het wonder. Ik kom in Langemark en beland
daar, verlangend naar huis maar niet naar de halsbrekende toeren die ik denk
nog te zullen moeten uithalen om daar te geraken, geheel toevallig op wat men
tegenwoordig een fietsostrade noemt:
de tot fietspad omgevormde oude spoorwegbedding tussen Langemark en Torhout,
een luxepiste helemaal alleen voor mij, met vlot lopend asfalt, véél beter aangelegd
dan de pogingen tot voie verte die ik
in Frankrijk heb kunnen uittesten, een absolute meevaller.
Het fietspad blijkt nog niet helemaal te zijn afgewerkt,
maar ik ben blij met de kilometers die ik hier gratis en voor niets krijg
terwijl ginds, parallel met dit traject, in de vorm van fietspadachtige
betonstroken vol naden, klippen, putten, keien en scherven, de grootste
verschrikkingen wachten op de argeloze fietser die niet weet dat hier het
Walhallah ligt. Ik voel een wijsheid uit de slavenmoraal na: ‘Dit pakken ze me
niet meer af.’
Fluitend fiets ik op Torhout af. Een lijster vliegt speciaal
voor mij op en zet zijn gespikkelde borst op; zie, daar golft een groene specht
over de wei, ik zie zijn gele stuit en rode kruin; konijntjes vluchten op het
allerlaatste moment voor mijn wiel hun voordeurloze holen binnen in de berm en
ik moet aan Waterschapsheuvel denken: hoe ze daarbinnen aan hun moeder
vertellen, die net bezig is met het middagmaal, dat ze een gelukkige man met
pak en zak zagen voorbijfietsen. Een die in Langemark naar huis sms’t
‘Langemark’, in Staden ‘Staden’, in Hooglede ‘Hooglede’ – en zo de zijn komst
verbeidende thuiswacht opjut en van de thuiskomst een climax van nadering
probeert te maken.