19 mei 2014
dag 21.1
Zal ik dan toch een tegenslag kennen? Sinds gisterenavond
ben ik de ring kwijt die mijn band met Sarah uitspelt. Geen waardevol object
uit edel metaal gelukkig, maar de gevoelswaarde is onbecijferbaar en ik zie
mezelf niet graag thuiskomen met de mededeling ‘Liefste, ik heb toch ook slecht
nieuws…’, ook al omdat daar dan een – ongewenste en onbedoelde maar toch –
symbolische dimensie aan kan worden vastgeknoopt.
Hoe valt het verlies te verklaren? Het enige wat ik kan
bedenken, is dat de ring gewoon van mijn ook vermagerde vinger is gegleden.
Aangezien het, toen ik het verlies opmerkte, al te donker
werd om te zoeken, moet ik dat deze ochtend doen. Maar de zon schijnt al op het
bedauwde gras en tussen die glinstering van duizenden druppels is een op zich ook
al glanzend en relatief klein voorwerp niet terug te vinden. Ik zou het
eigenlijk op de tast moeten doen, maar als ik bedenk dat de kans bestaat dat ik de ring
gisterenavond heb verloren bij het uitschudden van het bovenzeil van mijn tent,
betekent dit dat de gazonoppervlakte die ik aan zo’n nauwgezet onderzoek zou
moeten onderwerpen te groot is om een redelijke kans op terugvinden te maken.
Ik besluit nog één keer alles af te lopen wat ik hier heb
afgelopen: van de tent naar de tafel waar ik gisteravond heb gegeten en
geschreven, van de tent naar het sanitaire gebouw, van de tent naar de plek
waar ik het zeil heb uitgeschud… en alles daartussenin. Het is vergeefse
moeite, ik vind de ring niet. Ik herinner mij ook dat ik een paar dagen geleden
al had vastgesteld dat de ring van mijn vinger kon glijden. De les is
duidelijk: lees de signalen.
Ondertussen gaat de tijd voorbij. Het is kwart voor acht en
om acht uur, zo heb ik gisterenavond op het briefje gelezen dat aan de deur
hing, komt de campingverantwoordelijke aan, wat betekent dat ik mijn verblijf
zal moeten betalen. Logisch? Ja, natuurlijk. Maar even logisch is het dat als
je voor de aankomst van de campingverantwoordelijke vertrekt, niet kúnt en, wat
mij betreft, ook niet hoeft te betalen. Zo heb ik tot hiertoe twee keer gratis
kunnen kamperen. Zeker in Luçon was dat geen diefstal want daar kwam de
verantwoordelijke maar om tien uur aan.
Uiteindelijk draait het er op uit dat ik samen met de aankomst
van de verantwoordelijke, die te vroeg is, aan de slagboom kom en dus, zeer
tegen mijn zin na het verlies van mijn ring, ook nog eens 10,50 euro heb af te
dokken.
De ring, overigens, zal ik vier dagen later, wanneer ik de
dag na mijn thuiskomst in Brugge mijn bagage opruim, terugvinden in een van
mijn fietstassen. Het wonder van Lisieux ofte: mijn kampeerderseerlijkheid
beloond.