dag 21.3
Het Forêt de Brotonne strekt zich uit in een van de meanders
van de zich tussen Rouen en Le Havre naar zee kronkelende Seine. De route forestière is enkel toegankelijk voor
fietsers en voor wie over een machtiging beschikt. De putten in het wegdek zijn
met groene verf omcirkeld. Van de ene kant van het bos naar de andere is het
meer dan 15 kilometer. Midden in het bos, in mijn leven, houd ik halt. Onder
een uitroeptekenbord staat enigmatisch: trous
en formation. Ik moet aan Serge Gainsbourg denken en maak wat sommigen een
selfie noemen. Met de zelfontspanner.
Ik luister naar wat er te horen valt: een licht, door de
wind veroorzaakt geruis in de kruinen en natuurlijk de vogels. Ik stap weer op
mijn fiets, het kleverig geluid van mijn banden op het ruwe asfalt vermengt
zich met het geluidspalet. Plots hoor ik een geritsel in de berm links van mij,
tussen de weg en een pas gerooid stuk bos. Iets lichtbruins, als een kind zo
groot, vlucht in angst weg. Is het een hert, of een ree, ik weet het niet. Het
is iets dergelijks. Het is in elk geval een volstrekt ongereglementeerde
viervoeter, niet zoals dat kalf dat uit zijn weide gevallen was. Wat verderop
schrik ik een roofvogel op. Groot, gevingerde vleugels, een langwerpige staart.
(Thuis zal ik in De Europese vogels in
kleur. Gids voor alle vogels van H. Heinzel, R.S.R. Fitter en J.F. Parslow,
Elsevier 1973 (het allereerste boek dat ik met eigen centen aanschafte) in de afbeelding van een vrouwelijke blauwe
kiekendief de grootste gelijkenis aantreffen met wat ik daar in dat prachtige
bos aan de Seine statig heb zien wegzweven.)
Na de oversteek van de Seine nabij Jumièges, op het veerpont
waarmee ik mij 27 jaar geleden, in een gammele R4, voor het eerst naar de
overkant liet brengen, ga ik aan de voet van de twee kandelaartorens van de
abdij, of wat daarvan overblijft, een koffie drinken. Op het terras zit naast
mij een Engels pratend koppel, al wat oudere mensen – hoewel, ze lijken me hun
wilde haren, die ik hun toedicht, nog niet helemaal te zijn kwijtgespeeld. Een
gesprek ontspint zich. Ze konden de abdijruïne niet bezoeken vanwege de hond
die ze bij hebben. Het stel komt uit Manchester. City or United?, vraag ik. Liverpool,
antwoordt de man flegmatiek. We hebben het even over de kansen van de Engelse
ploeg op het wereldkampioenschap, dat nu echt niet veraf meer is. De man gelooft er niet in. They will never be champions again. Het
koppel informeert dan naar mijn fietsexploot, en vervolgens komt het gesprek
onvermijdelijk op The Beatles. Drive My
Car is ’s mans favoriete Beatles-song – wat mij inspireert om bij het
wegrijden, nadat we elkaar een goede voortzetting van onze reizen hebben
gewenst – zingend aan het terras voorbij te fietsen:
Baby you can drive my
car
Yes, I’m gonna be a
star
– wat die Britten bijzonder grappig vinden.