wolkenfragmenten uit Sander Kollaard, Uit het leven van een hond
3873
Ik ben spul dat al miljarden jaren voor mijn geboorte bestond en tot mijn grote geluk in 1961 deze vorm heeft aangenomen. Met mijn dood zal het die vorm weer verliezen. Dat vind ik een verdrietig vooruitzicht – ik ben, ondanks de evidente tekortkomingen, aan mijn vorm gehecht – maar wie weet zullen stukjes en beetjes van het spul dat nu mijn naam draagt ooit weer samenkomen in andere vormen, zoals een kat, of een wolk, of een roman, of een kus. (15)
3874
Hij ziet de lucht, natuurlijk ziet hij de lucht, die zie je uiteindelijk altijd, en in allerlei gedaanten, hij is er dol op, vooral op de kakofonie van grijs, wit, blauw en donkerpaars die zo vaak de overgang tussen de seizoenen markeert, alles op drift, met wolken als schepen, als gerafelde kleren, als uiteengespatte vruchten, met lijnen die soms haarscherp zijn maar dan weer uitlopen zoals op een aquarel, met grijze schermen, als de baleinen van een walvis, regenbuien, ach dat zijn echt schitterende luchten en hij loopt graag door de polder onder zulke luchten omdat je dan alles vergeet en – (90)