190907
(…) * We parkeren net buiten Parma. Op onze weg te voet naar het centrum slaan we in een beenhouwerij voorraad in: kaas en exquise ham. Heel wat klanten gaan ons vooraf. Het duurt dan ook meer dan twintig minuten vooraleer we aan de beurt komen maar het is een heel spektakel om de fijne vleeswaren van eigenaar te zien verwisselen. Op weg naar de dom en het baptisterium (waar we niet binnengaan) hoort R. plots haar naam roepen. Een vrouwenstem. Het is Patrizia, een tante van een schoonzus. Patrizia neemt ons mee voor een koffie met gebak. Plezierige ontmoeting, maar wat moet je zeggen tegen iemand die je nauwelijks kent? * We picknicken op de oevermuur naast de rivier. Het is net niet te warm om in de zon te zitten. Daarna trekken we naar het grote gebouw waarin het archeologisch museum, de Galleria Nazionale en het Theatro Farnese zijn ondergebracht. De bibliotheek is jammer genoeg gesloten. Maar het theater is meer dan de moeite waard: wat een ruimte! In de nationale galerie is er werk te zien van onder meer Holbein (het beroemde Erasmus-portret), Da Vinci, Canaletto… De inrichting van het gebouw verzoent op miraculeuze wijze hedendaagse metaalconstructies (trappen, deuren, ramen) en tentoonstellingspanelen in meestal donkere maar altijd rijke kleuren met de 17de-eeuwse (?) architectuur. (Eens opzoeken wat het gebouw origineel was.) * Tijdens de rit naar Lodole steken we op de snelweg naar Bologna een trage Lamborghini voorbij en hebben we een gesprek over porno waarvan ik me nu (190913) niets meer herinner. Of toch niet veel meer. (…) Zo’n Lamborghini is eigenlijk een pornocar, denk ik nu. * In de gîte te Lodole, zo’n dertig kilometer bezuiden Bologna, (…). In de schemering stappen we langs vier of vijf haarspeldbochten tot het beneden aan de brug gelegen etablissement, ‘La Baracca sul Fiume’. We hebben het over het kunnen laten vallen van stiltes zonder een norse indruk te maken. Het meisje dat opdient laat een plastic scherm neer, waardoor het terras een veranda wordt. De gasten aan de buurtafel betreuren dat, ze hadden graag gerookt. Maar, zegt het meisje, het is te koud om de barak open te laten. Later begrijp ik beter waarom ze het scherm heeft neergelaten: een paar keer zie ik een rat uit de rivier onder een van de buitentafels op de grond gevallen etensresten inpikken. Zodra het beest ziet dat ik het zie, verdwijnt het weer in de duisternis. We eten een antipasto met charcuterie, en dan als hoofdgerecht met pompoen gevulde ravioli’s. Daarbij nuttigen we een karaf hoofdpijnwijn. De terugtocht naar boven door de duisternis, opnieuw langs die haarspeldbochten, is avontuurlijk. Met de zaklamp van mijn smartphone maan ik de ons kruisende en voorbijstekende auto’s aan ons niet overhoop te rijden. *