190816
(…) * (...) *
190817
(…) * (…) * (…) *
190818
Het bal populaire in het Visartpark eindigt na een avond met niets dan positieve vibes op een ontroerende noot, bijna melig maar toch ontroerend. Hubert legt als laatste plaatje Imagine van John Lennon op, bedoeld als slow. Maar sommigen leggen hun armen over de schouder van een buur, en die dan weer over de schouder van een ander en op den duur ontstaat er een hele rij, waarvan de uiteinden elkaar opzoeken, zodat een kring wordt gevormd, waar opnieuw anderen zich als schakels in een ketting wurmen, en de kring wordt alsmaar groter, tot hij de hele dansvloer omvat – en iedereen kijkt elkaar glimlachend van gelukzaligheid aan, dit is een magisch moment, er is de ervaring, en het besef van de ervaring: hoe mooi het is. Alle mensen worden broeders, er is verbondenheid, en waarom kunnen we niet altijd een dergelijke samenhorigheid beleven? * (...) * Naar Zomergasten kijk ik niet meer. Niet dat het dit keer met Maxim Februari niet interessant zou zijn, al gaat het mij weer net iets te nadrukkelijk over het transgender-zijn – het is altijd hetzelfde met die gasten, alsof enkel dat er toe doet –, maar het is die stem van die presentatrice die mij de keel uithangt: die scherpe tonen, die tegen het keelschrapen aanleunende gutturale g’s, ik moet echt moeite te doen, hoewel ze toch Nederlands spreekt, om haar te begrijpen. En dan zit ze daarenboven ook nog eens schutterig-verliefd in Februari’s ogen te kijken. Neen, ik kan het geduld niet meer opbrengen. *
190819
We hebben schrik om pathetisch over te komen en daarom waarschuwen we niet voor het opkomende fascisme. We noemen het fascisme, hoewel we niet goed weten wat dat precies betekent. Maar iedereen begrijpt min of meer wat daarmee wordt bedoeld: autoritaire leiders, inperking van de vrijheid, culpabilisering van minderheden die zich niet kunnen verweren, alles in dienst van het grootkapitaal, militarisering. Dat ongeveer. Maar is dat wel juist? ‘Corporatisme’, leert de encyclopedie. Maar wat is corporatisme? * Ik passeer in Haratischwili’s boek pagina 1000. Nu kan ik echt niet meer terug, na al die uren en dagen dat ik in de lectuur ervan heb geïnvesteerd. Maar voortdurend vraag ik me af of het wel al die moeite waard is. Het is goed, het is interessant, het is meeslepend, maar is dit grootse literatuur? Neen dus. Daarvoor heb ik net iets te vaak de indruk dat de auteur haar materiaal niet altijd even goed in de hand heeft kunnen houden. En mijn aandacht dwaalt te vaak af, ik begin diagonaal te lezen en stel vast dat ik sommige personages niet uit elkaar weet te houden en dat ik bepaalde passages in het verhaal, waarnaar wordt terugverwezen, al volop aan het vergeten ben. * (…) *