vrijdag 25 september 2020

vorig jaar 243

190913

Die Luc Devoldere kan echt wel schrijven. Zwarte prostituees langs de kant van de weg: ‘Op weg naar Sansepolcro passeer ik Afrikaanse karyatiden, ebbenhouten torens in déhanchement, onverschillig wachtend in de berm op klanten, op zoek naar een barmhartig lichaam.’ (Mijn Italië, 289) Er steekt veel in die zin: het ritme waarmee je aan telefoonpalen voorbijrijdt, de dramatiek van de onverschilligheid versus de hunkering, de veeltaligheid, de door een oordeelkundig geplaatste komma veroorzaakte verwarring van wie er nu eigenlijk op zoek is naar barmhartigheid. * (…) * ‘Hij heeft het gevoel dat het einde van hun liefde te maken heeft met de manier waarop hij groenten snijdt.’ Dat is wat je noemt een rake observatie. Ik vind haar in het verhaal ‘De derde persoon’ in de bundel De eerste persoon van Ali Smith, die ik uit de bibliotheek heb gehaald omdat ik van Ali Smith iets wou voorproeven vooraleer ik aan haar Seizoenen begin die mij door W. is aangeraden. Liefde begint en eindigt in oppervlakkigheid. De essentie ervan, het wezen, onttrekt zich aan de blik, aan het gevoel. Het oog en het hart blijven haken aan details – en ze kunnen enkel die details vermelden wanneer wordt gevraagd naar beweegredenen, oorzaken, motivaties. * Ik ben begonnen met de lectuur van de catalogus van de Morandi-retrospectieve die ik in 2013 in Bozar heb gezien. (Ik heb toen ook die catalogus gekocht, maar ik herinner mij dat niet meer precies – er was in die tijd ook een Morandi-tentoonstelling in de Botanique.) Het bezoek aan het Museo Morandi in Bologna vorige zondag zette mij op weg. Een van de zeer opvallende feiten uit Morandi’s biografie die ik noteer is alvast het feit dat hij zijn hele leven lang maar één keer een reis heeft ondernomen, en wel naar Zürich om er zijn eigen tentoonstelling te bezoeken. Parijs, Madrid, Rome etcetera: dat heeft hij allemaal niet gezien. Maar hij kende wel de schilderkunst. Uit boeken. * (…) * ‘De vrouw gaat […] bij de spiegel te rade om haar schoonheid al dan niet bevestigd te zien.’ (Paul Claes, Serendipity, 88) De man ook, zou ik zeggen, al is het misschien in mindere mate. De zin doet me denken aan een commentaar van X. bij een foto die ik van haar had gemaakt: ‘Het confronteert mij met het feit dat ik al zoveel rimpels heb.’ Ja, inderdaad, een mens probeert in de spiegel altijd zo weinig mogelijk rimpels te zien en kijkt daarom met uitgestreken gezicht. Bij een portretfoto lacht men, of de foto is op het onverwachts genomen, wanneer men de gelaatsspieren niet onder controle houdt – en ja, dan zijn er inderdaad meer rimpels te zien, dan verhult de genadeloze waarheid zich niet. De spiegelreflexcamera kent geen mededogen. * Flaptekst van Het verhaal van Ferrara, de bundeling van Giorgio Bassani’s prozateksten: ‘…waardoor ieder verhaal of elke roman een tegenwicht vormt voor het wegvallen van het verleden.’ Ja, natuurlijk. Zo eenvoudig verwoord, maar dat is de essentie van fictie: een tegenwicht, een compensatie te vormen voor het onherroepelijke wegzinken van wat ooit geweest is in de herinnering en uiteindelijk de vergetelheid. Niet enkel om dat wat vergeten dreigt te worden bij te houden, dat is uiteraard onmogelijk, maar ook en wellicht vooral: om de pijn die gepaard gaat met het vergeten en voorgoed afscheid nemen te lenigen. In het fictionaliseren (of in het genieten van fictie) proberen we de pijn die met het vergeten gepaard gaat te vergeten. * Ik heb het eerste stuk van mijn LVO nu al naar vier proeflezers opgestuurd: (…). * Felix Nussbaum weet in juni 1942 hoe laat het is en probeert zijn schilderijen in veiligheid te brengen. ‘Wenn ich untergehe, lasst meine Bilder nicht sterben! Zeigt sie den Menschen!’ (Orgelman, 320) Hoe hartverscheurend. En ook: hoe zinvol wat Mark Schaevers doet met zijn boek. Hij helpt ervoor te zorgen dat Nussbaums werk inderdaad niet in de vergetelheid wegzinkt. *