dinsdag 2 februari 2016

vierenvijftig 114


26 januari 2016

dinsdag

VEILING / VERLIEFDHEID


© Charles Hermans
Tientallen vazen, beeldjes, schalen, bestekken, juwelen, kasten, schilderijen, lusters, prenten, tafels, stoelen... Al de geschiedenissen daarachter, de tientallen jaren van gebruik of vergetelheid, zorgzame toewijding of verwaarlozing. Waar zijn de mensen in wier nabijheid al deze dingen hun ouderdom hebben verworven? Wat is hun waarde en valt die enkel uit te drukken in het bedrag waarmee zij straks onder de hamer zullen gaan?

Ik laat mijn oog vallen op een drietal schilderijtjes. Het eerste is een impressionistisch zicht op de zijgevel van een boerderij langs een holle weg: Étude d’un chemin creux staat op een op de achterkant gekleefde sticker van het Palais des Beaux Arts. Het is een werkje van Jan Stobbaerts (1838-1914). Het tweede bestaat uit een compilatie van vier kleine olieverfschetsen op paneel van Charles Hermans. Van deze Charles Hermans (1839-1924), zo leert mij Wikipedia, is er werk aanwezig in een aantal Belgische musea – en zo staat het ook op een handgeschreven notitie die is gekleefd op het paneel dat de achterzijde van dit viertal vormt. Op een bekend werk, ‘Á l’Aube’, dat ik ooit al eens zag op een afbeelding, of misschien wel in het echt, is de ontmoeting vastgelegd van een bezopen stel bonvivants (man in hoge hoed en pitteleer, schaarsgeklede dames aan de arm) en een groepje arbeiders met grauwe  kleren en petten die al op weg naar hun werk zijn. Het derde, ongesigneerde, schilderij is een kop van een man, geschilderd in een stijl en met een coloriet die expressionistisch aandoen. Wellicht een academie-oefening, maar zeker geslaagd. Er hoort een tweede kop bij, maar die lijkt mij minder geslaagd. Beide zijn op karton geschilderd. De drie schilderijen maken elk deel uit van een lot, waardoor ik, als ik ze zou willen verwerven, met nog eens acht andere schilderijtjes opgescheept zou raken. Ze zijn nooit groter dan 30x40, allemaal eenvoudige landschapjes, het ene al knulliger geschilderd dan het andere – een paar hebben een zekere charme. ¶

Marías schrijft over het verschil tussen liefde en verliefdheid. Bij verliefdheid lijken we de controle uit handen te geven: ‘Wat heel zelden voorkomt is dat we een zwak, echt een zwak voor iemand hebben, en dat die ander dat bij ons teweegbrengt, dat die ons zwak maakt. Dat is doorslaggevend, dat het ons belet objectief te zijn, dat het ons levenslang ontwapent (...)’ Het register dat hier, bij het schrijven over de liefde, wordt gehanteerd is dat van de macht, ja zelfs van de oorlog. De verliefdheid ontwapent, maakt zwak, bezorgt ons ‘een zwak’. In de verliefdheid verliezen we autonomie – en het vreemde is dat we dit zo hard willen! Waarom willen we zo hard dat verlies van zelfcontrole? (Javier Marias, De verliefden, 283) ¶