26 januari 2016
dinsdag
VEILING / VERLIEFDHEID
© Charles Hermans |
Tientallen vazen, beeldjes, schalen, bestekken, juwelen,
kasten, schilderijen, lusters, prenten, tafels, stoelen... Al de
geschiedenissen daarachter, de tientallen jaren van gebruik of vergetelheid,
zorgzame toewijding of verwaarlozing. Waar zijn de mensen in wier nabijheid al
deze dingen hun ouderdom hebben verworven? Wat is hun waarde en valt die enkel
uit te drukken in het bedrag waarmee zij straks onder de hamer zullen gaan?
Ik laat mijn oog vallen op een drietal schilderijtjes. Het
eerste is een impressionistisch zicht op de zijgevel van een boerderij langs
een holle weg: Étude d’un chemin creux staat op een op de
achterkant gekleefde sticker van het Palais des Beaux Arts. Het is een werkje
van Jan Stobbaerts
(1838-1914). Het tweede bestaat uit een compilatie van vier kleine
olieverfschetsen op paneel van Charles Hermans. Van deze Charles
Hermans (1839-1924), zo leert mij Wikipedia, is er werk aanwezig in een
aantal Belgische musea – en zo staat het ook op een handgeschreven notitie die
is gekleefd op het paneel dat de achterzijde van dit viertal vormt. Op een
bekend werk, ‘Á l’Aube’, dat ik ooit al eens zag op een afbeelding, of
misschien wel in het echt, is de ontmoeting vastgelegd van een bezopen stel
bonvivants (man in hoge hoed en pitteleer, schaarsgeklede dames aan de arm) en
een groepje arbeiders met grauwe kleren
en petten die al op weg naar hun werk zijn. Het derde, ongesigneerde,
schilderij is een kop van een man, geschilderd in een stijl en met een coloriet
die expressionistisch aandoen. Wellicht een academie-oefening, maar zeker
geslaagd. Er hoort een tweede kop bij, maar die lijkt mij minder geslaagd.
Beide zijn op karton geschilderd. De drie schilderijen maken elk deel uit van
een lot, waardoor ik, als ik ze zou willen verwerven, met nog eens acht andere
schilderijtjes opgescheept zou raken. Ze zijn nooit groter dan 30x40, allemaal eenvoudige
landschapjes, het ene al knulliger geschilderd dan het andere – een paar hebben
een zekere charme. ¶
Marías schrijft over het verschil tussen liefde en
verliefdheid. Bij verliefdheid lijken we de controle uit handen te geven: ‘Wat
heel zelden voorkomt is dat we een zwak, echt een zwak voor iemand hebben, en
dat die ander dat bij ons teweegbrengt, dat die ons zwak maakt. Dat is
doorslaggevend, dat het ons belet objectief te zijn, dat het ons levenslang
ontwapent (...)’ Het register dat hier, bij het schrijven over de liefde, wordt
gehanteerd is dat van de macht, ja zelfs van de oorlog. De verliefdheid
ontwapent, maakt zwak, bezorgt ons ‘een zwak’. In de verliefdheid verliezen we
autonomie – en het vreemde is dat we dit zo hard willen! Waarom willen we zo
hard dat verlies van zelfcontrole? (Javier Marias, De verliefden, 283) ¶