Ik ben precies even oud als de film L’Année dernière à Marienbad van Alain Resnais, maar dat doet er eigenlijk niet toe. De film kwam uit in oktober 1961.
De openingssequentie doet het ergste
verwachten. In de nabespreking op de dvd, door Ginette Vincendeau, wordt dat
shot beschreven als een duizelingwekkende travelling langs de plafonds van het Duitse
barokkasteel dat Resnais koos als locatie voor de verfilming van Robbe-Grillets
tekst, maar bij mij kwam het, zeker in combinatie met de snerpende orgelscore,
als een beproeving aan. Het wordt tandenbijten, zoveel is al meteen zeker. Maar
goed, bij het publiek wordt het kaf maar beter al in de eerste minuten van het
koren gescheiden, we werken tenslotte alleen met de echte cinefielen!
De verschrikkelijke soundtrack strekt
zich over de hele film uit. Het is niet altijd orgel, godzijdank, maar de
strijkers die het af en toe overnemen, zijn ook niet echt om over naar huis te
schrijven. Bijdragen tot de unheimliche
sfeer die de nouvelle vague blijkbaar
van doen had, doen ze in elk geval wel.
Eindelijk kijkt de camera voor zich uit –
ik kreeg al een stijve nek. We zien tussen de talrijke spiegels en deuren en
sierstukken en lange gangen van het kasteel statige personen schrijden.
Allemaal mooie mensen, in tenue de soirée.
Zwart-wit. Zorgvuldige coiffures. Blinkende juwelen. Er wordt veel in het lege
gestaard. Soms zégt een personage het zelfs: ‘Vous continuez à regarder dans le
vide.’ De dialogen verlopen stroef. Je krijgt de indruk dat deze mensen niet écht
met elkaar communiceren.
De plot is raadselachtig. Een trio wordt
gevormd door A (de bijzonder mooie Delphine Seyrig), X (Giorgio Albertazzi,
veeleer gewoontjes en een beetje maffieus, al ligt dat misschien vooral aan
zijn Italiaans accent) en M (Sacha Pitoëff), die een echte moordenaarskop
heeft. X maakt A het hof, zeggende dat zij verleden jaar in Marienbad, maar het
kan ook een ander kuuroord geweest zijn, een affaire hebben gehad. A herinnert
zich dat niet, maar komt toch stilaan in de ban van X. M lijkt de echtgenoot
van A te zijn – al wordt dat nooit met zoveel woorden gezegd. M is – terecht –
argwanend. Een pistool speelt een rol.
De structuur van de film is complex. Het
verhaal – met een belangrijke gebeurtenis één jaar geleden – leent zich tot
flashbacks. Er zijn moeilijk te begrijpen en zelfs helemaal niet te duiden
sequenties. Het is niet altijd zonneklaar of iets wordt gedroomd of ingebeeld.
Er wordt in het kasteel ook een toneel opgevoerd waar de protagonisten naar
gaan kijken. Hierdoor wordt de verwarring tussen fictie en realiteit nog nadrukkelijker
ten top gedreven.
De notie spel speelt niet alleen in het
acteren van de filmacteurs of in het toneelspel dat wordt opgevoerd in het
kasteel, maar ook in het feit dat de stokstijve kasteelgasten graag spelletjes
spelen. Gezelschapsspelletjes: kaarten, schaak, dammen, domino, mikado… Het
mondaine leven, met zijn ingewikkelde, vaak half-obscure relaties, is zelf ook zo’n
spel, natuurlijk. Vaak denken de spelers een paar zetten vooruit. Hier komt ook
het zwart-wit goed uit: in de spelborden. Wit en zwart zijn geen neutrale
kleuren, overigens: ze staan voor goed en kwaad, leven en dood.
De spelborden krijgen een
landschapsarchitecturale pendant in de geometrische kasteeltuin, waarin de
strakke personages, met lange avondschaduwen voor zich uit, als schaakstukken
stilstaan. Dit beeld, overigens, wordt voorbereid doordat Resnais op een
gegeven ogenblik inzoomt op een aan een van de wanden opgehangen ets (ook al
strak zwart-wit), voorstellende diezelfde tuin. Er ontstaat een formele
parallel tussen enerzijds de band tussen het kasteeltheater (voorstelling) en
het sociaal theater van de gasten (werkelijkheid) en anderzijds de band tussen
ets (voorstelling) en tuin (werkelijkheid).
De sfeer is onirisch, irreëel, ronduit nachtmerrieachtig.
De talrijke herhalingen, het incantatorische, de zweverigheid, het afwijzen van
een duidelijke plot en het voortdurende weg-en-weer tussen fictie en
werkelijkheid, heden en verleden: dat alles draagt daartoe bij. Uiteraard opent
dit de weg naar uiteenlopende interpretaties. Sommigen zagen in de film van
Resnais een commentaar op een wereld in volle Koude Oorlog (1961, mijn
geboortejaar!), anderen meenden dat het gaat om het verhaal van een verdrongen
verkrachting.
Het doet er niet toe. L’Année dernière à Marienbad is in de
eerste plaats en vooral een beklemmende, beklijvende sfeer, een emotie.
Sluitende interpretaties zijn, denk ik, niet Resnais’ hoofdbekommernis geweest.
De film werd onthaald op een grote verdeeldheid tussen voor- en tegenstanders.
Ik ben, uiteindelijk, na een moeilijk begin, voorstander. Al kan ik moeilijk
omschrijven waarom.