Autoriteit van Paul Verhaeghe
gaat over verschillende soorten van huishouding: het gezin, de psyche, de
economie en de politiek. Met het oog op de broodnodige een hervorming van de
politieke besluitvorming stelt de psycholoog voor om lering te halen uit de
conclusies die hij in de andere domeinen heeft getrokken.
Macht is nodig om beslissingen te
realiseren, door te duwen of op te leggen. Autoriteit is gelegitimeerde macht.
Legitimatie wordt verkregen door in vertrouwen ingeleverde autonomie.
Door de afbrokkeling van de autoriteit
zijn drie beroepen onmogelijk geworden: dat van vader (gezin), dat van
psychotherapeut (psyche) en dat van politicus (economie, aangezien de economie
zich van de politicus bedient).
Blijft de vader zijn gezag uitoefenen,
ondanks zijn verlies van autoriteit, dan bezondigt hij zich aan paternalisme. De
vaders die zich daarentegen schikken in het machtsverlies, verdelen zich over
twee groepen: ofwel laten ze het afweten en vluchten ze weg, ofwel worden zij
een tweede moeder (‘nieuwe man’).
De psychotherapie, als instrument om
afwijkend gedrag weg te werken en dus om te disciplineren, is ten prooi
gevallen aan een vrijemarktlogica. De patiënt wordt gediagnosticeerd zonder
rekening te houden met zijn maatschappelijke context en vervolgens bedolven
onder de pillen.
De teloorgang van de politieke macht werd ingezet met de Eerste
Wereldoorlog. Steeds meer wordt de relatie tussen burger en overheid sindsdien gekenmerkt
door wantrouwen. De overheid wordt ontmanteld, op den duur wordt alles
overgelaten aan het privaat initiatief en dus aan winstbejag.
Verhaeghe concentreert zich in zijn boek op
de politiek. De verticaal georganiseerde machtsuitoefening, die we de voorbije
eeuwen in zijn patriarchale vorm hebben gekend, heeft afgedaan. Niemand hecht
nog geloof aan de onvermijdelijk externe legitimatie ervan: God of Vaderland,
natiestaat, ras of volk. Politici die wél nog een dergelijke legitimatie naar
voren schuiven, bouwen op een autoriteitsmodel uit het verleden. Zij induceren
angst omdat het anders niet meer werkt. Als externe legitimering voeren zij nu cijfers
aan. ‘Meten is weten.’ Alles valt te onderzoeken, alles valt te bewijzen. Voor
studiebureaus en managementgoeroes – specialisten in gebakken lucht – zijn gouden
tijden aangebroken. Vermarkting, managementdenken en regulitis verdringen de normen
en waarden die gebaseerd zijn op het minder eendimensionale en dus rijkere en
realistischere mensbeeld van weleer. De misvatting dat economie een exacte
wetenschap is, draagt bij tot de verdringing van elke ideologie die op
moraliteit is gebaseerd. De massa, die in de ogen van de old school-politicus uiteraard dom is, wordt paternalistisch bejegend
en, jawel, dom gehouden. Kritiek wordt steeds minder geduld, gehoorzaamheid
wordt afgedwongen. Aangezien dat niet meer kan met behulp van God of Kerk, moet
het maar met machtsvertoon, meer blauw op straat, GAS-boetes…
Het vacuüm dat in de legitimatie van het op
een verticale autoriteit geënt democratisch bestel is ontstaan, werd gekaapt
door een nieuwe externe instantie: de zogenaamd vrije markt. Deze bedient zich
van de democratische instellingen en manipuleert de informatie om zijn belangen
door te drukken. De beslissingen vallen in obscure internationale cenakels,
lobbyisten bepalen de agenda. De politici zijn er enkel nog om op de stemknopjes
te drukken.
De parlementaire democratie heeft
afgedaan. In feite worden de burgers geregeerd door een ‘nieuwe aristocratie
vermomd als democratie’. Verkiezingen zijn niet méér dan een mediaspektakel. De
verkozenen voeren uit wat de partijtop decreteert. En de partijtop voert uit
wat de multinationals dicteren. (Die veroveren trouwens stilaan ook de
juridische macht.) De besluitvorming verloopt in meerdere opzichten allesbehalve
democratisch.
De politieke leiders zitten gevangen
in de logica van het grootkapitaal, die enkel nog voor een steeds grotere
ongelijkheid zorgt. De gevestigde politiek zoekt in populisme en nationalisme krampachtig
en oubollig (old school) naar machtsconsolidatie.
We bevinden ons op een kantelmoment. Het
is tijd voor een op informatie en overleg gebaseerde deliberatieve democratie. Daarin wordt de particratie afgebouwd. Representatief
samengestelde groepen informeren zich en bespreken de belangrijk geachte
issues. De rol van de politiek beperkt zich tot het correct samenstellen van de
agenda, het verzekeren van de representativiteit van de delibererende groepen, de
uitvoering van de beslissingen die deze groepen treffen. Deze beslissingen
komen opnieuw de gemeenschap en – niet te
vergeten! – het milieu ten goede.
Groepsbelang primeert op machtsconsolidatie door individuen. Sociale controle
versterkt of verzwakt de reputatie van wie zich in het engagement als stuwende
kracht opwerpt. De autoriteit wordt veel meer horizontaal georganiseerd en
garandeert op die manier de representatie van álle onderdelen van de intussen
erg divers geworden samenleving. Het gevaar op conflicten tussen groepen wordt
klein gehouden doordat álle groepen divers zijn samengesteld en dus de
onderlinge verschillen gering blijven. Deze evolutie naar horizontaal
georganiseerde autoriteit wordt gefaciliteerd door de recente digitale
revolutie, die netwerking bevordert, en verklaart ook de toenemende impact van
steden.
Deze horizontale structuur moet volgens
Verhaeghe ook de psychotherapie kenmerken – daar moet meer rekeningen worden
gehouden met de maatschappelijke context van de patiënt. En in de
ouder-kindrelatie moet het besef doordringen dat, de facto nu nog veel meer dan
vroeger, de opvoeding van het kind niet enkel een zaak van de ouders is: het
kind groeit op in een veel ruimere gemeenschap. De verticaal-patriarchale
autoriteit wordt ook hier vervangen door een horizontaal-collectieve
autoriteit.
Ook de economie is toe aan een radicale
systeemwissel. De externe grond voor ons geloof in de kredietwaardigheid
(credibiliteit) van ons kapitaal is weggevallen. De mythes van vooruitgang en
aanhoudende groei zijn tot op de draad versleten en ongeloofwaardig geworden.
Een pleidooi voor groei is, gezien de huidige stand van zaken in de kennis over
de klimaatproblematiek, ‘een misdaad tegen de mensheid’. Daarover is Verhaeghe zeer
stellig: ‘De toekomstige economie zal duurzaam zijn of zal niet zijn. Zo
eenvoudig is het.’
Van door honger naar macht gedreven
leiders moeten geen oplossingen worden verwacht. De échte verandering zal van
onderuit komen. Kijk naar IJsland. Of stem in plaats van in het stemhokje in de
supermarkt: door uw koopgedrag aan te passen. Er zijn al bedrijven die zich horizontaal
organiseren. Verhaeghe geeft het voorbeeld van Semco. De sleutelprincipes zijn:
vertrouwen, transparantie, zelforganisatie, productiecellen van maximum 150
personen die delen in de groei en waarin een interne mobiliteit heerst, overleg
en – ook hier! – sociale controle. Het algemeen welzijn op termijn zal primeren
op het door lobby’s gecontroleerde kortetermijneigenbelang.
Ik beveel eenieder de lectuur van Autoriteit aan. Het is een toegankelijk
instrument voor de politieke revolutie. De uitgebreide lectuurlijst maakt
verdiepende studie mogelijk. Maar misschien is het vooral tijd voor actie want
de tijd dringt!