woensdag 17 februari 2016

vierenvijftig 129

10 februari 2016

woensdag

BIBLIOTHÈQUE NATIONALE / EUGEN RUGE

© Toute la mémoire du monde
Het vreemde aan de kortfilm Toute la Mémoire du monde van Alain Resnais, gemaakt in 1956, is het – op het eerste gezicht – niet ter discussie gestelde vooruitgangsgeloof dat erin wordt beleden. Resnais kreeg de opdracht om de Franse bibliothèque nationale aan een breder publiek voor te stellen. Met esthetiserende filmtechnieken (travellings, diepteshots die mikken op een centraal in het kader geplaatst verdwijnpunt, sfeervolle belichting, bibliotheekbedienden die vooraf uitgeschreven choreografieën uitvoeren en dergelijke meer) evoceert Resnais vrij conventioneel – maar destijds allicht nog redelijk revolutionair – de ampleur van een predigitale grote bibliotheek, waarin de spectaculairste technologische snufjes de liften waren en de hydraulische buizenpost. Prachtige beelden zijn het, die uiteraard zoveel mogelijk de omvang, de rubricering en de titanenstrijd tegen de vergankelijkheid tonen. Bovendien wordt de buitengewone efficiëntie gepropageerd waarmee tout ce qui est imprimé en France (zegt de voice-off) wordt ontvangen, gecatalogeerd, in het systeem geplaatst en, desgevraagd, ontsloten. Die ontsluiting is slechts mogelijk dankzij de miljoenen handgeschreven fiches in de duizenden fichebakken van de zaalgrote catalogus. Bij deze beelden krijgen we een indruk van wat Borges moet bedoeld hebben met zijn oneindige bibliotheek (ik vraag me af of Resnais dat in 1941 gepubliceerde verhaal kende). Uiteraard, en dat wordt tussen de regels wel gesuggereerd, blijft 99 procent van alles wat in deze bibliotheek wordt verzameld, onaangeroerd tussen de rekken staan. Ook al zit de leeszaal nog zo gevuld – wat bij de komst van de regisseur het geval is –, nooit zal het gebeuren dat álle bijgehouden informatie wordt opgevraagd. Maar goed, een bibliotheek kan maar werken als álles aanwezig is. Dit principe wordt tegen het eind van de kortfilm getransformeerd in een expliciete maar toch dogmatische vooruitgangsgedachte. ‘Alles wordt hier verzameld,’ zegt de voice-off, ‘uit alle wetenschappen: astrofysica, fysiologie, theologie, systematiek, filologie, kosmologie, mechanica, logica, poëtica, technologie… Hier wordt een tijd aangekondigd waarin alle mysteries zullen opgelost zijn, een tijd waarin dit universum, en nog enkele andere, ons hun sleutels zullen afstaan. En dat zal te danken zijn aan al die lezers daar beneden in de leeszaal [we zien ze vanuit de nok van de koepel erboven] elk voor hun stukje van het universele geheugen gebogen zitten, alle fragmenten zullen samenbrengen van hetzelfde geheim, dat misschien naar een mooie naam luistert: het geluk.’ Het bizarre, en ook grappige natuurlijk, is dat Resnais deze triomfantelijke boodschap zelf relativeert door tijdens het uitspreken ervan, in zijn laatste travelling langs de onafzienbare boekenrekken, een half in de duisternis verscholen gestalte te tonen: een bibliotheekbeambte die het duidelijk niet even goed met ons voor heeft als zijn in deze propagandafilm zeer gedienstig opdravende collega’s, een bibliothecaris die wel beter weet dan wat hier wordt voorgespiegeld.

© Toute la mémoire du monde
Zou deze knipoog aan de aandacht van Resnais’ opdrachtgever zijn ontsnapt? ¶

Ik heb nu al een paar keer zin gehad om het boek finaal dicht te klappen en in de hoek te gooien: waarom zou ik het nog verder lezen?, ‘omdat ik nu al zo vergevorderd ben’ is toch een te mager antwoord op die vraag. In tijden van afnemend licht van Eugen Ruge stelt me teleur. ‘Beste boek in Duitsland in 2011’ staat er op het voorplat. Tja, dat moet daar dan een zwak jaar zijn geweest. ¶