5 februari 2016
vrijdag
VERKNOCHT / IDYLLEN
© Humans of New York |
Peter Venmans deelt op Facebook een foto van ‘Humans of New York’, een FB-pagina die nu al
jaren fotoportretten toont van Newyorkers op straat, telkens met een verhaal
erbij. Ik zie een oude man voor een etalage, hij zwaait met een pocketje naar
de camera. De sonnetten van Shakespeare. ‘Vreemd,’ zegt de man, ‘de mens is
altijd al op zoek geweest naar een omschrijving van wat liefde is, en het lijkt
maar niet te lukken. Ook Shakespeare wist het niet. Maar ik weet het wel. Ik
ben 65 jaar getrouwd geweest. Nu is mijn vrouw dood. Ik mis haar elke dag. Het
is vooral iets fysieks. Ik mis haar als ik uit de bioscoop kom en niemand heb
om over de film te praten. Ik mis haar om haar een stukje van de kip die ik heb
klaargemaakt te laten proeven. Ik mis haar in bed, we gingen al die jaren
altijd op hetzelfde moment slapen. Zij zei ooit: “We are one.” Ik denk dat dat
waar is.’ Ik begin ook te denken dat het waar is. Dat het niet iets cerebraals
is, in verband met opvattingen of voorkeuren of zo. Dat ook, natuurlijk. Maar
het moet dieper gaan of het is niet duurzaam. Het moet een vergroeidheid zijn,
een verknochtheid. ¶
Ilja Leonard Pfeijffer verspreidt op Facebook het filmpje
dat hij heeft gemaakt over hemzelf en over Genua en over hemzelf in Genua, voor
het thuisfront want hij kan niet aanwezig zijn op de uitreiking van de
Awater-poëzieprijs die hem ten deel is gevallen voor de bundel Idyllen.
Het is een amateuristisch gemaakt filmpje, maar toch erg goed. Door de montage
en door wat Pfeijffer zegt. En vooral door de voorlezing van fragmenten van een
van de ‘idyllen’ uit de bekroonde bundel. Wat een indrukwekkende tekst – ik ga
meteen dat boek kopen, denk ik. Ik leer eruit dat na Joost de Vries ook Ilja
Leonard Pfeijffer lijkt te vinden dat we genoeg gedeconstrueerd hebben, dat het
tijd wordt om de ironie achter ons te laten, dat het nodig is dat we opnieuw de
waarheid spreken want – ik parafraseer uit het hoofd – ‘van boodschappers die
terugkeren uit de buitenposten heb ik vernomen dat de winter voor de deur staat
en het is er een die lang zal duren’. ¶