Om de schijn aan te nemen dat ik mijn
eigendom zocht, al was er niemand die mij zag, rommelde ik wat tussen losse
onderdelen en vond een pakje, een ding dat ik nooit eerder had gezien. Het was
in vet papier gewikkeld. Ik herkende het aan de vorm: een pistool.
Willem Frederik Hermans, Madelon in de mist van het schimmenrijk,
34
ǁ
En, doorgedrongen tot de uiterste hoek
van de tentvormige ruimte, vond hij een pakje in papier gewikkeld. Het was
zwaar en maakte hem nieuwsgierig. Hij kroop naar het gangetje terug, liet zich
zakken en ging ermee in zijn kamer. Dikke rollen stof vielen van hem af op de
grond. Het pakje was langwerpig, maar naarmate hij er meer kranten afwikkelde,
werd het driehoekig. Zijn hart klopte sneller terwijl het pakje kleiner en relatief
zwaarder werd en hij voelde dat hij een pistool zou overhouden. Het was een
zorgvuldig ingevet, heel goed automatisch pistool!
Willem Frederik Hermans, Paranoia, 56