30 januari 2016
zaterdag
DAGBOEK / STORTBUI
Ik neem nog eens wat tijd om door mijn dagboek van veertien
jaar geleden te gaan. Hier en daar staat nog iets dat de moeite van het lezen
waard is. Sommige passages zijn niet voor publicatie geschikt. Het zou een
inbreuk zijn op de privacy. Zonder fictionalisering kan ik die fragmenten niet
gebruiken. Maar de grens is onduidelijk. Vanaf wanneer is een gedeelde ervaring
verjaard? Vanaf wanneer hoeft niemand nog aanstoot te nemen aan bijvoorbeeld de
incidenten van een huwelijk dat al geruime tijd ontbonden is? Daar steekt vast
en zeker toch heel wat herkenbaars in, dat tot lering en vermaak van derden kan
strekken? Ja, maar de rechtstreeks betrokkene leest nog altijd mee… De dingen van
weleer blijven tot op vandaag hun schaduw werpen. En anderzijds moet ik mij
natuurlijk ook de vraag stellen of het wel gezond is om in dat verleden te
blijven wroeten. Moet ik niet doen wat ook Javier Marías als mogelijkheid naar
voren schuift: die herinneringen als ‘historisch feit’ catalogeren en de
emotionele band die er eventueel nog mee bestaat doorknippen. Gewoon, vanuit
een wilsbesluit. Zaken zijn gebeurd, maar nú gebeurt het dat je beslist dat die zaken geen invloed meer
uitoefenen. Ja, mogelijk is zoiets vast en zeker. Maar het vergt moed en doortastendheid
om het verleden definitief af te stoten. Ik blijf er liever mee in contact. Neen,
ik koester niet alle notities. Maar er zijn er toch nog veel waarbij ik mij de
bedenking maak dat ik blij ben dat ik ze heb gemaakt. Ook notities met een
veeleer negatieve lading. Ze geven nog altijd mee vorm aan wat en wie ik nu
ben. ¶
© Gert Verbelen |
Het hoost. Ik houd luiken en gordijnen dicht en de grijze en
natte werkelijkheid buiten en kruip terug in bed met een boek van Michel
Tournier. Dwaze liefdes heet het in
het Nederlands. Oorspronkelijk was dat: Petits
proses. Het gaat over kleine dingen, dingen die slechts in overvloed van
tel kunnen zijn. De geneugten van het lichaam, de eigenaardigheden van een
behuizing, de focus van een blik. De zuidwester rukt aan het rolluik van de
slaapkamer. De stortbui die nu over mijn droge behuizing trekt, bevond zich een
paar uur geleden boven Calais en Grande-Synthe. Of boven een van die talloze
andere kampementen, waar de fotograaf van De Standaard de voorbije dagen de
focus van zijn blik op liet rusten. Ik plaats een link
naar die reportage op mijn Facebookpagina. Waarom doe ik dat? Om te tonen
dat ik er ook aan denk? Is eraan denken genoeg? Kan ik na het posten van die
link met een gerust gemoed terug naar mijn bellettristische privileges? ¶