12 februari 2016
vrijdag
PETER CONRAD / POOT
De heldere uren tussen vier en zeven. Ik lees de eerste
helft van het hoofdstuk ‘De nieuwere mens’ in Peter Conrad, De metamorfose van de wereld en noteer
daaruit de volgende wijsheid, die ik wel als motto zou kunnen gebruiken voor
alles wat ik doe en probeer: ‘Alles (…) bestaat al. We kunnen niet iets uit
niets voortbrengen. Onze enige mogelijkheid tot variatie is onze erfenis
herschikken – of afbreken.’ Ik zie alleen al in dat ene hoofdstuk al die
auteurs en boeken passeren die ik nog moet lezen of zou willen herlezen: De trieste tropen van Claude
Lévi-Strauss, Primo Levi, Aldous Huxley, Alain Robbe-Grillet, Sartre…, maar ik
stel ook vast hoe schitterend Conrad schrijft en wat een enorme eruditie
hierachter schuilgaat. Ja, nu zijn boek al zestien-komma-vijf jaar in mijn
bezit is, en aangezien ik er op 23 augustus 1999 toch 1995 Belgische frank voor
heb neergeteld, wordt het dringend tijd dat ik er eens aan begin – en laat ik het
dan als een wortelstok beschouwen waaraan al die teksten die Conrad ter sprake ontspruiten:
ik lees het boek en laat mij gewillig naar die teksten leiden, die ik dan ook wil
lezen. Daarmee zal ik, mocht ik dit tot het einde toe volbrengen, vast en zeker
nóg eens zestien jaar bezig zijn. (Peter Conrad, De metamorfose van de wereld)
¶
© smitsdesigncenter |
Gisterenavond raadde J. mij De ambachtsman van Richard Sennett aan, en ook de blog van Norman
Finkielstein, ‘diepgaander dan het VRT-journaal, en zelfs dan het
programma 28 minutes
op arte’ – maar die zender kan ik niet bekijken aangezien Telenet daar voor
mij indertijd zo over beslist heeft in een – mislukte – poging om mij naar
digitale televisie te drijven. In het gesprek komt ook het West-Vlaams gezegde
‘Het fijnste is ook zijn haar’ bovendrijven, te gebruiken voor iemand die lomp
of grofgebekt is, en weinig zin voor en in nuance heeft. Eerder op de dag dook,
in het wandelgesprek met D. tussen het station van Gavere-Asper en Beerlegem, ook
een leuke witz op, over mensen die weinig ondernemingsgezind hun zondagnamiddag
thuis zitten te verpieteren: ‘Ze zitten daar thuis de poten van hun tafel te
tellen en ze zijn al blij dat het geen ronde tafel is met één poot.’ ¶