11 januari 2002
De stilte snijdt, er is niemand,
er is geen werk, er is geen uitkomst. Wie zal de studies van mijn kinderen
betalen? Wie zal in mijn plaats oud worden in deze omstandigheden?
*
Opvallend toch, die gelijkenis
tussen de romans van Coetzee en Franzen: in beide legt een professor filologie
het aan met een veel te jonge studente en komt daardoor ten val… Of: het
beperkt aantal mogelijke scenario’s in een oorlogsvrije tijd.
*
Verlossende telefoon van Lannoo:
vertaling in ’t verschiet, weliswaar met een zeer prangende deadline.
*
Het aangrijpende concert van
‘Duveltjeskermis’: de rechtstreeksheid, de zogenaamde naïviteit van die ouwe
liedjes. Don’t fence me in, Ich bin vom Kopf bis Fuss…De présence
van Esmée Bos. Schuchter, sensueel, integer. Wanneer ik haar bij het kopen van
een cd achteraf rechtuit zeg dat ik er echt van genoten heb, is ze zichtbaar
verheugd – en dat doet me dan weer veel plezier… Ik ga met P. nog iets drinken
in De Kleine Nachtmuziek (…) ik wil de mooie indruk die het concert heeft
gemaakt, ook bij haar, niet bezoedelen.