9 mei 2014
dag 11.6
Observaties langs de weg, dingen die je niet kunt verzinnen.
Onverwachte combinaties van totaal disparate feitelijkheden.
Ik stop ergens – ik weet niet meer waar precies – bij een
bakker om een aankomende honger te vlug af te zijn. Gebak, dat doet me in
verband met fietsen altijd denken aan Roger De Vlaeminck, mijn jeugdidool. De
Vlaeminck pochte ooit dat hij op training steeds bij bakkers stopte en dan tot
zes of acht (weet ik niet meer precies) éclairs
naar binnen werkte. Ik was voor vrijbuiter Roger De Vlaeminck, die ooit
groots en eerlijk toegaf dat hij dankzij
Eddy Merckx zoveel koersen had gewonnen. De nog betere had hem tot grotere
hoogten gestuwd, had hem, met andere woorden, er niet toe bewogen het dan maar voor gezien te houden. Dat is een
houding die ik zeer waardeer – er kan er hoe dan ook maar één de beste zijn.
Overigens was ik zeker geen merckxist,
‘de kannibaal’ won gewoonweg veel te veel en kon dan nog niet eens tegen zijn
verlies! Hij was een slechte verliezer, zocht altijd naar een redelijke
verklaring. De Vlaeminck was een spotter, hij lachte het weg.
Ik stop dus bij die bakker. Ik koop een citroengebakje.
Lekker! Terwijl ik het zit op te peuzelen, gezeten op een stenen muurtje voor
de bakkerij, komt een Citroën-bestelwagen
de gehandicapten-parkeerplaats net voor mij opgereden. Een man, goed ter been,
stapt uit, gaat de bakkerij binnen en komt lachend en wuivend naar de bakkerin
terug buiten. Stapt in zijn wagen en probeert hem aan de praat te krijgen. Dat blijkt
geen sinecure. De motor zucht en hoest en slaat uiteindelijk zwaar tegen zijn
zin toch nog aan. De man lacht naar de bakkersvrouw achter mij, die
ongetwijfeld – ik kan het zo invullen – gebaart van Dat krot heeft zijn beste tijd wel gehad! De man gebaart terug,
door kruiselings de polsen over elkaar te houden, dat hij zich eraan verwacht
dat zijn karos binnenkort definitief de geest zal geven en dat hij aan een
nieuwe toe is. Vraag is of het opnieuw een Citroën zal zijn, natuurlijk. En hij
rijdt met een overtal aan decibels weg.
Ik slik mijn laatste stuk citroentaart door, sta op, gebaar
naar de bakkerin dat het gesmaakt heeft, stap op mijn fiets en rijd, blij met
deze anekdote, westwaarts weg, in de richting waaruit ik niet gekomen ben.