7 mei 2014
dag 9.1
Om kwart over zeven kruip ik uit
mijn tent. Het regent een beetje, voor mijn ontbijt moet ik dus onder het afdak
bij het sanitair zijn. Maar het stopt al vlug met regenen. Wanneer mijn tent
opgeplooid is en alles in mijn vier reistassen opgeborgen, is het kwart voor
negen. Ik zie de boer aan zijn auto prutsen en ga afscheid nemen. Hij vraagt hoeveel
kilometers ik per dag afleg. Honderd, zeg ik. Cinq?, vraagt hij. Neen, honderd, cent. En dan dringt het tot me door dat zijn zuiderse manier van
spreken mij op het verkeerde spoor zette. Hij zegt niet [sa:] maar séng en dat
had ik dan weer verward met cénk.
Ontbijten zonder koffie, dat gaat
niet, dus stop ik bij het eerste geopend café dat ik op mijn weg aantref. Dat
blijkt L’As de Coeur te zijn in
Roaix, met aan de horizon de Ventoux. Op de pui is dat hart niet geschreven
maar getekend – waardoor dit café het allereerste is dat ik in zijn opschrift
een smiley zie gebruiken. Nu, smileys en harten, goedgunstigheid moet je
verdienen en dat is toch niet waarvoor het sfeertje dat in het café hangt, met
een hautaine patron en afstandelijke, krantlezende heerschappen in een hoogst
ongezellige gelagzaal, in aanmerking lijken te willen komen.
Op mijn weg naar Orange doe ik in
het bijzonder mooie dorpje Camaret-sur-Aigues mijn inkopen voor onderweg. In
Orange koop ik een potloodslijper en ik verbaas me er over de megalomanie van
de Romeinen. Wat bezielde hen om in deze uithoek van hun rijk een theater met tienduizend
zitplaatsen te bouwen? De potloodslijper heb ik nodig omdat de punt van het
potlood dat ik altijd bij de hand houd bij het lezen van een boek is
afgekraakt.
Het fietsen gaat me weer beter af.
In Sint-Laurent-les-Arbres houd ik halt voor de picknick en voor een tekening
voor Pieter. Het begint nu serieus warm te worden.
Onderweg zie ik vaak dingen
waarvan ik denk dat ze een mooie foto hadden kúnnen opleveren. Maar fotograferen
is niet altijd mogelijk. Onder meer van deze had ik graag een foto gemaakt: in de
obligate verkaveling buiten een dorp zijn
vakmannen bezig met het optrekken van zo’n snelbouwstenenvilla. De stenen zijn
van het merk BAT-I-MAN. Soms staat dat merk op de stenen en soms is zo’n
gemerkte steen met het merk naar de buitenkant gekeerd. Daar let men niet op
want er komt toch een laag crépis over. Nu zag ik bovenop een muur-in-aanbouw,
bovenop een steen met dat merk naar buiten gekeerd, een stoere metselaar in
marcelleke. En van hem had ik dus graag een foto gemaakt.
En dan waren er die twee oude
vrouwtjes in Camaret. Ze gingen allerliefst met elkaar om. Misschien zijn ze
over een paar jaar allebei dood. En toch. In die ene flits dat ik daar
voorbijfietste zag ik een prachtige uiting van medemenselijkheid: twee mensen
die blij waren elkaar te zien en dat ook aan elkaar toonden. En dan zag een van
de twee vrouwen mij voorbijfietsen, en ze zag dat ik haar daar zag met haar
vriendin en op mijn fiets glimlachte om het tafereel, en zij wist dat ik wist
dat zij wist dat ik haar zag en dat alles zat in dat ene moment bevroren en
daar zou je toch nooit een foto van kunnen maken… Dat is een beeld dat je in je
geheugen moet bewaren. Of, spreekwoordelijk dan, in je hart: als een hartenaas.