7 mei 2014
dag 9.4
Na Uzès en de koffie die ik daar drink op het terras in de
hoofdstraat, uitlaatgassen inhalerend, vind ik mijn tweede adem en leg nog 50
kilometer af, tot Sommières. De weg is wit op de kaart, maar dat is niet altijd
een garantie op rustig gepeddel. Sommige lokale wegen zijn sluiproutes, vaak
ook voor lieden die op die manier 20 of 30 kilometer péage denken te kunnen omzeilen.
Sommières, in de periferie van Montpellier, kende ik niet,
het is dan ook een prettige verrassing. Ik vind er een plekje op de camping
municipale en ook de tijd om het stadje even door te fietsen. Mooi! Aan de
overkant van mijn campingstraatje zit een al wat ouder koppel uit Maastricht te
aperitieven. Ik vertel ze wat ik doe en zwaai de loftrompet over het
fietsbeleid in hun stad. Mijnheer wil me trakteren op een fris blik Jupiler. Ik
had mij voorgenomen om tijdens deze reis geen druppel alcohol te nuttigen en
sla dus het aanbod af. ‘Dat moet ik respecteren,’ zegt de man, met de nadruk op
moet. ‘Dit moet ik weigeren,’ antwoord ik, ‘maar ik zou het fijn vinden als u mij
morgenochtend een kopje koffie aanbiedt.’ Dat wil het echtpaar zeker doen maar
ze staan maar om half tien op en dan ben ik al lang weg natuurlijk. De volgende
dag zijn ze inderdaad nog niet op als ik vertrek, ik leg een briefje op hun
tafel:
De pils die u mij aanbood heb ik niet aanvaard. Maar het gebaar is wel gesmaakt.
Het woord ‘pils’ zou ik als Zuid-Nederlander ofte Noord-Belg
nooit in de mond nemen, natuurlijk, maar deze vriendelijke Nederlanders wil ik
wel idiomatisch tegemoetkomen. Ik was trouwens al blij dat het geen Heineken
was.
Ik hoopte vandaag een hop te zien, maar het is er weer niet
van gekomen. Wel weer koekoek gehoord
– zoals tot nu toe élke dag.