9 mei 2014
dag 11.5
Passim in deze
streek: de jonge kerels van meestal allochtone afkomst, ruig, cool, kortgeschoren
schedels (bovenop de kruin is het haar langer en tot rechtopstaans toe met
tonnen gel bewerkt), diamantachtig iets in de oorlel, blitse polshorloge, dure
sneakers, al dan niet met blinkers versierde
baseballpet, rondrijdend op een lawaaierige brommer of met een eerste auto waaruit
de allergemeenste, allerprimitiefste, allervulgairste Amerikaanse of
amerikaniserende rapmuziek schalt. Nu ja, schalt
is niet het juiste woord. Bonken of beuken zou beter staan. In elk geval niet:
klinken. Hoe komt het dat die kerels zich zo ostentatief vervelen, zo de m’enfoutist uithangen, zo agressief
macho staan of zitten of hangen te wezen? Waarom krijgen of vinden of zoeken ze
geen werk? Waar zijn hun vaders? En dan die onnozele, nuffige
Adidas-draagtasjes die ze rond de schouder hebben hangen. Zouden ze zich bewust
zijn van de kindervingers die dit statussymbool, want dat is het, hebben
vervaardigd in een of ander obscuur en in elk geval illegaal en brandgevaarlijk
naaiatelier in het voorgeborchte van een Indiase miljoenenstad?
In Béziers kon ik met mijn laptop via de wifi van het hotel
op het internet. Ik heb daar even gebruik van gemaakt om te kijken of er niets
dringends was. Had ik dat maar een dag eerder gedaan want er was een bericht
van Jean-Noël Gobron, die ik nog nooit in ‘het werkelijke leven’ – let op de
aanhalingstekens! – heb ontmoet maar die mij al een tijdje volgt op het net. Er
was een paar jaar geleden in galerie Pinsart in Brugge een tentoonstelling met
werk van Jean-Noëls vader, een kunstschilder, en van zijn moeder, die collages
maakte. Jean-Noël zelf maakt films. Zo heeft hij er een over zijn vader
gemaakt, die ik toen in Brugge heb gezien. Maar gesproken hebben wij elkaar
toen niet. En nu was er dus dat bericht, dat hij in zijn tweede verblijf in
Montpellier zit en mij daar met plezier zou ontvangen, ook voor een
overnachting. Maar Jean-Noël, verdorie, ik was gisteren in de buurt van
Montpellier! Nu ben ik daar alweer voorbij! Het is jammer dat ik deze
ontmoeting heb gemankeerd. En dat is jammer want veel gelegenheden tot gesprek
zijn er niet. Ik ontmoet weinig mensen. De aanmoedigings-sms’en die ik van het
thuisfront krijg, al dan niet als antwoord op berichtjes die ik zelf verstuurde
om een stand van zaken te geven, doen daardoor des te meer plezier.