dinsdag 22 juli 2014

tour 100



9 mei 2014

dag 11.4

Tijdens de stijgende stukken heb ik de tijd om in de berm het stukje ijzerdraad te zoeken dat ik nodig heb om voor mijn losgeslagen bagagetas een derde aanknopingspunt te fiksen. Maar ijzerdraad is er niet te vinden, toch niet in de berm. Nochtans, kilometers ijzerdraad overal: rond de weiden, in de wijngaarden om de ranken aan vast te maken – ijzerdraad zoveel je maar wilt. Maar nergens een los eindje in de berm, waar alle mogelijk denkbare ándere rommel te vinden is. Ettelijke kilometers is het een thema van overpeinzing en focus. Tot ik aan een wegwijzer naar een of andere mas een restant vind waarmee ooit een extra wegwijzer of een bordje voor een manifestatie of festiviteit bevestigd is geweest. Ik wrik het dankbaar als betrof het een schat van het paaltje en verricht de vereiste herstelling.

De wijngaarden overigens, en alle werkzaamheden daarin. Ranken die individueel, een voor een, worden bijgeknipt. Smalle tractortjes die tussen de rijen door de grond omploegen. Het vele en harde en intensieve werken – en je denkt altijd aan het edele product, de genoegens van de wijn, de cultuur van het fusten en bottelen en savoureren. ’t Ziet er allemaal charmant uit, tot je tussen die nauwkeurig gerijde rankenrijen, die nog laag in het blad zittende stronken, een tractor ziet met een wolk er achteraan. En het is geen opwaaiend stof – al had dat gekund met deze wind. Neen, het is scheikunde. Je wil niet weten hoeveel van dat spul er op die ranken gespoten wordt, en hoe vaak dat gebeurt. Onlangs nog verklapte een loslippige journalist dat een laboratorium – een dat blijkbaar niet was onderworpen aan de omerta der oenologen – had uitgevogeld dat op een tros druiven tot twintig (20!) verschillende pesticiden waren gedetecteerd en dat een aantal van die pesticiden tot in de fles, de wijnfles welteverstaan, waren doorgedrongen. Héwel santé!


In Arille – vreemd getekend dorp, de hoofdstraat is boogvormig en is van begin tot eind van een dubbele rij platanen voorzien – drink ik op het terras van een van de weinig geopende cafés die ik op mijn weg tegenkom mijn shot Orangina. De andere terrasklanten blijken de uitbater, zijn vrouw en hun kind te zijn. Een zwaar gehandicapt kind: misvormd, spastisch, vreemde geluiden producerend. Maar zeer affectief, zo blijkt wanneer het buurmeisje even langskomt. Een omhelzing, een bijna uitzinnige kus. Wat heb ik met deze mensen te doen, en hoezeer kan ik hen toch ook bewonderen. Ze zien er ruig uit – zwarte T-shirt, tattoos – maar ze zorgen voor dit kind, hun kind. Zo hebben ze het niet gewild.