9 mei 2014
dag 11.4
Tijdens de stijgende stukken heb ik de tijd om in de berm het
stukje ijzerdraad te zoeken dat ik nodig heb om voor mijn losgeslagen bagagetas
een derde aanknopingspunt te fiksen. Maar ijzerdraad is er niet te vinden, toch
niet in de berm. Nochtans, kilometers ijzerdraad overal: rond de weiden, in de
wijngaarden om de ranken aan vast te maken – ijzerdraad zoveel je maar wilt.
Maar nergens een los eindje in de berm, waar alle mogelijk denkbare ándere
rommel te vinden is. Ettelijke kilometers is het een thema van overpeinzing en
focus. Tot ik aan een wegwijzer naar een of andere mas een restant vind waarmee ooit een extra wegwijzer of een bordje
voor een manifestatie of festiviteit bevestigd is geweest. Ik wrik het dankbaar
als betrof het een schat van het paaltje en verricht de vereiste herstelling.
De wijngaarden overigens, en alle werkzaamheden daarin.
Ranken die individueel, een voor een, worden bijgeknipt. Smalle tractortjes die
tussen de rijen door de grond omploegen. Het vele en harde en intensieve werken
– en je denkt altijd aan het edele product, de genoegens van de wijn, de
cultuur van het fusten en bottelen en savoureren. ’t Ziet er allemaal charmant
uit, tot je tussen die nauwkeurig gerijde rankenrijen, die nog laag in het blad
zittende stronken, een tractor ziet met een wolk er achteraan. En het is geen opwaaiend
stof – al had dat gekund met deze wind. Neen, het is scheikunde. Je wil niet
weten hoeveel van dat spul er op die ranken gespoten wordt, en hoe vaak dat
gebeurt. Onlangs nog verklapte een loslippige journalist dat een laboratorium –
een dat blijkbaar niet was onderworpen aan de omerta der oenologen – had
uitgevogeld dat op een tros druiven tot twintig (20!) verschillende pesticiden
waren gedetecteerd en dat een aantal van die pesticiden tot in de fles, de wijnfles welteverstaan, waren
doorgedrongen. Héwel santé!
In Arille – vreemd getekend dorp, de hoofdstraat is
boogvormig en is van begin tot eind van een dubbele rij platanen voorzien –
drink ik op het terras van een van de weinig geopende cafés die ik op mijn weg
tegenkom mijn shot Orangina. De andere terrasklanten blijken de uitbater, zijn
vrouw en hun kind te zijn. Een zwaar gehandicapt kind: misvormd, spastisch,
vreemde geluiden producerend. Maar zeer affectief, zo blijkt wanneer het
buurmeisje even langskomt. Een omhelzing, een bijna uitzinnige kus. Wat heb ik
met deze mensen te doen, en hoezeer kan ik hen toch ook bewonderen. Ze zien er
ruig uit – zwarte T-shirt, tattoos – maar ze zorgen voor dit kind, hun kind. Zo
hebben ze het niet gewild.