8 mei 2014
dag 10.4
denkbeeldig interview
Waarom reis je in Frankrijk?
Omdat ik francofiel ben, van
Frankrijk houd, van het Frans ook, en van de Franse cultuur. Maar toch vooral
van de Franse landschappen. Bovendien is Frankrijk een buurland, dat is
gemakkelijk. Het klimaat is er gunstig, zeker in deze tijd van het jaar – door
de klimaatopwarming zijn de zomers al te warm, eigenlijk, om te fietsen. Toch
voor mij.
Waarom reis je met de fiets?
Ik ben geen wandelaar en wil mijn
ecologische voetafdruk zo laag mogelijk houden, en dus is fietsen voor mij de
meest geschikte manier van reizen. Ik fiets graag en kan het ook wel goed, ik
bedoel qua uithouding en zo. Ik hou van die fysieke inspanning, als ze niet te
bruusk en te zwaar is. Dus zo weinig mogelijk bergen voor mij, toch niet met
een trekfiets en bagage. Ik hou ook van de geuren, de geluiden, al die dingen
en wezens die je in een auto niet kunt waarnemen. En bovendien heeft fietsen op
wandelen voor dat het een veel beter tempo heeft. Ik rijd hier nu met zo’n 15
kilometer per uur. Dat is traag genoeg om de landschappen in je op te nemen, en
toch net voldoende snel om op een dag – tenzij je in zeer homogene, uitgestrekte,
saaie landschappen reist, zoals de Champagnestreek tussen Reims en Tours – een
gevarieerd menu voorgeschoteld te krijgen. Je stapt ook gemakkelijker van de
fiets als je iets ziet dat de moeite waard is dan wanneer je met de auto door
het land rijdt. Met de auto ben je afgesloten van alles. Ik heb dat in het
verleden veel en vaak gedaan, vooral met P. en later ook met S., met de auto
door Frankrijk reizen – maar dat zou ik nu niet meer willen. Eigenlijk hadden
we toen nauwelijks contact met het land en de mensen. Ook niet met de natuur
ten andere. Maar we hadden andere, vooral culturele, doelstellingen: Romaanse
kerkjes en dergelijke. Sporen van het verleden. Abdijen.
Maar Frankrijk is toch geen fietsland?
Ja, dat wordt vaak gezegd. Het
tegendeel is waar. Maar je moet wel zorgvuldig je route kiezen. De
Michelinkaart is daarvoor het meest geschikte instrument. Uiteraard die met
schaal 1:200.000. In elk geval is een kaart beter dan een gps of ik weet niet
wat er allemaal al beschikbaar is. Een stem die jou zegt hoe en waar je moet
inslaan, godbetert. Op die manier kijk
je natuurlijk niet waar je bent. Hoe het dorp waar je staat zich verhoudt tot
de omliggende dorpen. Waar in het landschap de watertoren staat die op je kaart
staat aangeduid. Wat eventueel de alternatieve wegen zijn. Enzovoort. Er valt
zoveel van een kaart af te lezen. Ja, ook waar de steile hellingen zijn. Of een
weg een lange tijd langs een rivier of beek loopt. En of dat stroomop- dan wel
stroomafwaarts gebeurt. Dat zijn allemaal belangrijke weetjes voor een fietser.
En dat lees ik dus allemaal van mijn kaart af. Ik heb hem in een kaarthouder,
die ik op een soort van lezenaar op mijn stuur gemonteerd heb. Dat ontlokt bij
de mensen, vooral jonge mensen, die ik passeer de vreemdste reacties. Ze denken
dat het een iPad is, met een ingebouwde gps. Wanneer ze dan zien dat het een
gewone papieren kaart is, wenden ze hun nieuwsgierige blik af of, opmerkelijker
nog, ze schieten in een lach: moet je nu eens zien, die kerel heeft nog een
gewone papieren kaart en hij doet alsof het een iPad is. Pffff!
Frankrijk is, mede dankzij
Michelin, een paradijs voor fietsers. De regel is: alles wat op de kaart een rode
weg is moet je vermijden, geel kan in bepaalde gevallen. De witte wegen
genieten de voorkeur – en uiteraard hoe smaller ze op de kaart getekend staan,
hoe beter. Maar het blijft uitkijken. Soms correspondeert de situatie op de
kaart niet met de manier waarop deze wegen gebruikt worden. Bepaalde witte
wegen worden als sluipweg gebruikt en dan blijk je als fietser toch een beetje
een obstakel te vormen. Maar ook dan is Frankrijk een fietsland want het is
opvallend hoe hoffelijk ze hier zijn ten aanzien van fietsers. Ze wachten
meestal, eigenlijk altijd, heel lang tot ze je echt in de allerveiligste
omstandigheden kunnen voorbijsteken. Dat doen ze ook op die gele wegen, die
altijd tweevakswegen zijn: als er een tegenligger is en de weg is wat smal,
wachten ze tot de tegenligger voorbij is om jou op het andere vak voorbij te
steken. Ik heb de indruk dat dit in vergelijking met vroeger, en dan heb ik het
over de jaren tachtig, veel verbeterd is. Op de op de kaart rood ingekleurde wegen,
waar ik dus nooit kom, ben je als fietser wel een ongenode gast. Hou daar je
stuur maar goed vast want vooral het vrachtverkeer houdt er niet in en je
dreigt er, als zo’n monster je akelig dicht en snel voorbijsteekt, door de
luchtverplaatsing van de weg te worden geblazen.
En dan is er het wegdek. Toch ook
geen onbelangrijk gegeven voor fietsers. Meestal is het goed. In de dorpen is
de toestand echter verslechterd. Het lijkt erop dat er geen geld meer is om
telkens na een of andere infrastructuuraanpassing waarbij het asfalt moest
worden opengespit een mooi, glad wegdek af te leveren. Vooral in de dorpen staan
de wegdekken vol met littekens, je kunt er de werkzaamheden van de voorbije
jaren zo op aflezen. En aangezien al die lappen asfalt, met verschillende gradaties
van grijs, niet naadloos in elkaar overlopen, is dat voor fietsers een weinig
comfortabele toestand.
Nog iets, ten slotte, wat er niet
op verbeterd is, is de manie van de Franse wegenbouwers om overal waar het maar
enigszins mogelijk is de automobilisten te koeioneren en tot trager rijden aan
te zetten. De verkeersremmers zijn hier de voorbije twintig, dertig jaar een
echte pest geworden. Ik begrijp wel waarom ze er zijn, maar niet waarom de
fietsers bij het aanleggen ervan bijna stelselmatig werden vergeten. Sommige
verkeersremmers, meestal op de grond met van die witte driehoekjes aangegeven
en iets ervoor in de berm met een verkeersbord waarop je met een beetje
verbeelding de rug van een kameel kunt afgebeeld zien of een soutien gorge, lijken met een zeker
sadistisch genoegen te zijn aangelegd. Als je er met de fiets op af komt
gereden, is lager schakelen soms aangewezen om erover te geraken. En o wee voor
je klokkenspel als je de hindernis niet had zien aankomen! Bovendien is de bult
altijd dubbel: erop, maar ook er weer af.