I:658-665
Bij zijn aankomst in Balbec filosofeert de Verteller over
plaatsnamen. Namen zoals Chartres en Beauvais staan metonymisch voor een kerk
die iedereen kent. Als je je dan een voorstelling maakt van de stad die er
achter schuilgaat, is het alsof die stad de kenmerken van die kerk overneemt:
elegant of robuust, rank of plomp, wit of grijs of bruin… – en daardoor wordt
die stad op zich une sorte de grande
cathédrale (658:24-25).
Bij steden die niet kunnen bogen op één bepaald algemeen
bekend bouwwerk, probeert de geest op een andere manier een voorstelling te
vormen. Marcel heeft zich bij Balbec – waarvan de naam hem een Perzische
bijklank lijkt te hebben – een voorstelling gevormd op basis van lectuur en
afbeeldingen. Maar zijn voorstelling blijkt, nu hij het station van Balbec
verlaat, niet overeen te stemmen met de werkelijkheid. Hij had verwacht dat de
toren van de kerk, die hij bij het verlaten van het station voor zich ziet, als
een vuurtoren bovenop de rotsen zou staan aan de voet waarvan woeste baren
schuimend zouden uiteenspatten, maar hij wist niet dat er twee Balbecs zijn:
het landinwaarts gelegen Balbec-le-Vieux, waar de trein aankomt, en, à plus de cinq lieues de distance (658:39),
Balbec-plage.
In weerwil van deze vergissing heeft Marcel, met grote
helderheid en nadrukkelijkheid, een realiteitsbesef:
deze kerk, net zo goed als, aan weerszijden van het portaal, deze
apostelbeelden, zijn de echte en enige echte voorbeelden van de beschrijvingen
en afbeeldingen die hij elders en eerder heeft gezien en gelezen. Maintenant c’est l’église elle-même, c’est la statue elle-même, elles,
les uniques: c’est bien plus. (659:28-30) De werkelijkheid van het
échte houdt dus, in vergelijking met zijn vooraf geconsulteerde afspiegelingen,
een surplus in. Het heeft er alle schijn van dat we hier een inkijk hebben in
de psyche van een jongentje dat veel te lang tussen de boeken heeft geleefd,
dat nooit of niet genoeg de ervaring heeft gehad dat er aan de dingen die hij
op die manier leert kennen ook een werkelijkheid beantwoordt, en dat nu de
schok ervaart van l’effet du réel. En
van de weeromstuit begint hij meteen nadat hij is geschrokken van de realiteit
van wat hij zich mille fois (659:40)
heeft voorgesteld, dat effect te minimaliseren. Hij ziet de Maagd van Balbec,
hoe zij is overgeleverd aan les regards
du Café et du bureau d’omnibus, hoe zij het licht van de avondzon moet
delen met le bureau du Comptoir
d’Escompte (660:5-6) en straks het licht van de straatlantaarn, hoe zij
dezelfde bakkerijlucht moet opsnuiven die het hele plein omvat, en hoe zij
onder dezelfde roetlaag bedekt is die alle andere gebouwen heeft aangetast. Aan
echte realiteit hangen onvermijdelijk ook nietigheid en vergankelijkheid vast.
Hoe dan ook, de eerste aanblik van Balbec is wat teleurstellend en steekt in
elk geval bleek af tegen de verwachtingen die Marcel had opgebouwd, mede onder
invloed van de voortvarende Swann, die de schoonheid van de Normandische
badplaats had vergeleken met die van Sienna.
Samen met zijn grootmoeder reist Marcel nu naar
Balbec-plage. Françoise is vooruitgestuurd om de ontvangst in het hotel alvast
voor te bereiden – maar zij is op een verkeerde trein terechtgekomen, die naar
Nantes. Dat levert een kolderesk beeld op van die goedige dienstmeid die se réveillerait peut-être à Bordeaux
(661:10-11). Gegeven het feit dat de verplaatsing per boemeltrein naar het cinq lieues (658:39) verderop gelegen
Balbec-plage plus d’une heure
(661:23) duurt, lig Bordeaux lichtjaren ver verwijderd!
Marcel durft, daarnaar gepolst door zijn grootmoeder, niet
te zeggen dat de indruk die Balbec-le-vieux op hem heeft gemaakt in al zijn
schamele echtheid, teleurstellend was – en hij begint zich al, wellicht om
zichzelf op andere gedachten te brengen, een voorstelling te vormen van de
hoteldirecteur in Balbec-plage en van de grootse manier waarop zij daar zullen
worden ontvangen.
De opeenvolging van de vreemd klinkende namen van de
plaatsen waar de boemel telkens stilhoudt – Incarville,
Marcouville, Doville, Pont-à-Couleuvre, Arambouville, Saint-Mars-le-Vieux,
Hermonville, Maineville (661:32-34) – steekt in Marcels verbeelding bleek
af bij de hem veel bekendere namen van plaatsen in de buurt van Combray: die
hebben allemaal het aura dat is samengesteld uit tal van indrukken die hem
vertrouwd zijn; hier zijn de plaatsen nog als het ware naakt en nieuw en
daardoor zijn ze ook heel gewoontjes. Deze indruk wordt bevestigd en versterkt
door wat Marcel door het raam te zien krijgt in de vallende schemering. Die images étrangement usuelles et
dédaigneusement familières (662:28-29), ‘vreemd alledaags en beschamend
vertrouwd’, vormen een kortsluiting met Marcels hooggespannen verwachtingen en
kwetsen hem op wrede wijze (cruellement!).
Hoe fijnbesnaard kan men zijn!
En het ergste moet nog komen – combien ma souffrance s’aggrava (662:30-31)! Grootmoeder namelijk
pingelt af bij de directeur van het hotel, die er duidelijk een is die belang
hecht aan het uiterlijk vertoon op basis waarvan hij zijn clientèle in standen
classificeert, en die bijgevolg neerkijkt op al wie meent te moeten afpingelen!
(Dit uiterlijk vertoon wordt gesymboliseerd door de onechtheid van l’escalier monumental qui imitait le marbre (662:32-33).)
De ontvangst verloopt in elk geval niet zo glories als Marcel zich had
voorgesteld ter compensatie van zijn teleurstelling bij de eerste aanblik van
Balbec-le-vieux. Hij is, hoe dan ook, danig onder de indruk van de gang van
zaken in het Grand-Hôtel de Balbec en van de mensen die daar wonen of werken.
In de blik van een van de minst aanzienlijke mensen die er rondlopen, een
kamermeisje, leest hij l’horreur de mon
néant (665:18), ‘de afschuw van mijn nietigheid’, en ten aanzien van de
liftboy excuseert hij zich voor het feit dat hij zoveel ruimte in beslag neemt.
De liftboy antwoordt niet eens, en Marcel zoekt naar de mogelijke redenen
hiervoor: soit étonnement de mes paroles,
attention à son travail, souci de l’étiquette, dureté de son ouïe (‘hardhorendheid’), respect du lieu, crainte du danger,
paresse d’intelligence ou consigne du directeur (665:31-34).
Lees op Rechercheur de vorige afleveringen van deze Proust-lectuur.