vrijdag 11 juli 2014

tour 86



7 mei 2014

dag 9.2

Uzès is nog altijd dezelfde flessenhals als tien jaar geleden. Talrijke wegen komen er samen en alle verkeer moet door één straat. Het gevolg laat zich gemakkelijk raden: hier staat voortdurend een file. In de zomer is het hels. En laat de straat waar alles strop komt te zitten nu net de hoofdstraat zijn, een straat die zich met een trage bocht door het centrum wurmt, tussen platanenrijen en mooie oude huizen en cafés met terrassen die normaal gezien zeer aangenaam zouden zijn maar waar je nu van je pastis moet nippen onder de walmen van de aanschuivende karavaan, en met die onvermijdelijke bijouterieën en souvenirwinkels waar je de hele Provençaalse santenkraam kunt kopen voor veel te veel geld: kaartjes, lavendelzakjes, geparfurmeerde oliën, geel en blauw gekleurde tafellakens (made in Taiwan inmiddels), zogezegd waardevolle gesteentestalen, enzovoort enzovoort, altijd en overal hetzelfde. Jelle Noorman schrijft over die Provençaalse rimram in zijn boek Mijn Frankrijk waarin ik op deze reis af en toe een paar bladzijden lees:

De populairste Franse vakantiebestemming bestaat, precies zoals ze wordt omschreven: met lavendelvelden en cipressen, olijfgaarden, felgeel aardewerk en stoffen met krekelmotieven, markten met groente, met fruit en zeep uit Marseille en dorpjes waar petanque wordt gespeeld. (105)

Ik was de zeep vergeten.