zondag 27 juli 2014

tour 105



10 mei 2014



dag 12.1



Na het ontbijt betaal ik de hotelrekening aan een nieuwe receptioniste. Zij is kleurlinge, en minder – hoe zal ik het zeggen – geëmancipeerd als haar collega van gisterenavond. Net voor mij sluipt een koppel naar de uitgang. Ik heb het even daarvoor op de gang zien ruziën. De man zei iets als Je ne sais vraiment plus ce que je dois faire of iets van die strekking. Het klonk in elk geval onheilspellend. De vrouw, mooi en welstellend, subtiel geparfumeerd maar zichtbaar ongelukkig, mompelt tot de mulattin achter de comptoir iets wat op merci-au-revoir gelijkt. Wanneer ze goed en wel, een wieltjeskoffer achter zich aan trekkend (met daarin haar ziel, ongetwijfeld), de deur achter zich heeft toegeslagen (niet luidruchtig hoor, gewoon dichtgetrokken, discreet en stilletjes, als om het noodlot, dat haar al was voorafgegaan, niet al te zeer te tarten), kijkt de receptioniste me aan. Opnieuw, net als haar collega, het lijkt wel een spécialité de la maison, met opgetrokken wenkbrauwtjes. On dirait qu’ils se sont disputés. Tja, zeg ik, zo’n dingen gebeuren nu eenmaal. Je vraag je af waarom de mensen het zichzelf aandoen maar je hebt het niet altijd zoals je het wilt, nietwaar? (Ik gebruik in het Frans altijd graag de wending n’est-ce pas? – het heeft iets voornaam-Angelsaksisch.) Ik bedank het meisje nog voor haar vriendelijke bediening tijdens het ontbijt (dat moest ze naast het receptioneren ook op zich nemen) en vraag haar ook mijn complimenten over te maken aan de collega van gisterenavond, voor heur chaleureuse acceuil. Ga ik doen, glundert de mulattin.