dinsdag 1 juli 2014

mijn woordenboek 382



ASTROLOGIE

Ik ben een weegschaal en mijn ascendant is kreeft. Weegschalen komen goed overeen met tweelingen en schorpioenen.

Dat is natuurlijk bullshit.

Ik weet het trouwens niet meer zo zeker van die ascendant. Het kan ook steenbok zijn geweest. Peu importe.

Hoewel ik er niet het minste geloof aan hecht, mag ik toch graag af en toe eens een horoscoopje prikken.

Hoewel u vandaag op uw werk een compliment krijgt, kunt u toch beter behoedzaam zijn in uw contacten met uw collega’s.

Of:

Mogelijk staat uw relatie onder druk – een kleine attentie, zoals een cake of een bloemetje, kan wonderen doen.

(De voorbeelden verzin ik ter plekke.) De aangename vaststelling dat het beknopt (en gratis!) geformuleerde advies altijd wel op de een of andere manier hout snijdt, gaat altijd met een vleug ironie gepaard: ik wéét dat de horoscoopschrijver over het metier beschikt om, in weerwil van het passepartoutkarakter van zijn (haar?) voorschriften, de indruk te wekken dat hij (zij?) perfect op de hoogte is van mijn persoonlijke situatie. Hoe weet hij – of zij, dat lijkt eigenlijk waarschijnlijker – dat ik een werk heb met collega’s? Hoe weet zij dat mijn partner van een mooie ruiker houdt? (En van cake?) Het is een zoet genoegen de indruk te krijgen dat mijn horoscoop van de dag naadloos aansluit bij mijn werkelijkheid. Dat er behalve mijzelf nog honderdduizend andere weegschalen zijn die, hoewel ze niet hetzelfde leven leiden (en niet allemaal collega’s hebben of een lief dat van bloemen houdt), een gelijkaardige indruk krijgen, daar sta ik dan even niet bij stil want ik bent al verdiept in de horoscoop van mijn geliefde, om te kijken of ook daaruit iets over mijzelf valt af te leiden.

Passepartout, daar draait het om in de horoscoperij. En ijdelheid is de sleutel. Zo is de hocuspocus van de astrologie onverifieerbaar genoeg om ook bij kennismakingen goed van pas te komen. Prima ijsbreker. Zoals overigens ook de meteorologie een dankbaar gespreksonderwerp is om de eerste verdedigingslinies te slechten. Zo herinner ik mij dat het eerste gesprek dat ik voerde met de vrouw die later mijn vrouw zou worden sterrenbeeldkundig werd ingezet. Er werd gesteld – op basis waarvan heb ik nooit achterhaald – dat ons beider sterrenbeeld ‘fitte’, wat enigszins werd weerlegd door de vaststelling dat mijn vorig lief onder hetzelfde gesternte was geboren als de vrouw die voor mij zat terwijl nochtans mijn relatie met mijn eerste lief niet duurzaam was gebleken. (Natuurlijk niet want anders zou het geen zin hebben om van een eerste lief te spreken.) Maar dat zei ik uiteraard niet. Ik was in de ban van mijn nieuwe vlam en dus kon ik maar beter niet zitten lullen over de betrouwbaarheid van wichelaars, paragnosten en waarzeggers. Gelukkig waaide het gesprek al vlug over naar iets interessanters – ik denk, ook al klinkt dit nu wat nuffig, dat het om de cellosuites van Bach ging maar dat herinner ik me niet meer zo goed. Het was al laat en de nacht was nog jong. Ginds fonkelde een ster aan het firmament en daar ging een onweerstaanbare aantrekkingskracht van uit.

Ik wist nog niet dat op het ogenblik dat het licht van die ster mij bereikte, de ster zelf al was uitgedoofd.