dinsdag 8 juli 2014

tour 83



6 en 7 mei 2014

dag 8.6

Ondanks de teleurstelling die het pleintje van Saint-Nazaire voor mij in petto had, besluit ik toch nog in het dorp zelf te picknicken, maar dan op de bank aan het begin van de weg naar de col du Lescou, die ik moet bedwingen. Net als de col La Sausse trouwens. Vooral die laatste zal een taaie brok blijken, zeker met de tegenwind die nu steeds harder waait. Mijn lichaam begint te sputteren. Dit zwoegen is er voor mij te veel aan. Zo jammer, dit geliefde landschap, en ik kan er onmogelijk voldoende van genieten. (Maar wat is genieten van een landschap?)






Een tegenstem begint zich te roeren. Zou dat het nu zijn wat wordt bedoeld met ‘jezelf tegenkomen’? Die tegenstem spiegelt alle mogelijke scenario’s voor. Hij spreekt van het vliegtuig in Marseille, van een kortere terugweg, van Pieter optrommelen (Pieter, die me zei dat hij mij te allen tijde wilde komen halen. ‘Neen,’ heb ik gezegd, ‘Neen, Pieter, dat zal niet gebeuren. Tenzij in een situatie van uiterste nood.’) De tegenstem zaagt en knaagt, ik probeer hem te onderdrukken.

Wanneer ik de volgende dag in Uzès voorbijkom, heeft de tegenstem nog een scenario klaar. Stel, zegt hij, dat M. en L. hier zijn (M. en L. hebben een tweede verblijf in Saint-Quentin-la-Potterie, vlakbij Uzès), en stel dat ze je hier zien op dit terras, met je grand crème, en stel dat ze morgen of overmorgen huiswaarts keren, en stel dat ze zeggen dat je mee mag en dat er plaats is in de camionnette voor jou en voor je fiets. Stel dat al die voorwaarden vervuld zijn, en dat L. bovendien dat ongenoegen, dat te maken heeft met een professionele kwestie van een paar jaar geleden, aan de kant weet te zetten. Zou je dan? Zou je dan je reis en je gezwoeg en al dat labeur hier in deze hitte staken en op hun voorstel ingaan?

Neen, tegenstem, dat zou ik niet doen. Ik wil en moet en zal deze reis tot een goed einde brengen.