zaterdag 31 maart 2018

facebookbericht 1074


Die amourette tussen Meeuws en Homans heeft inderdaad geen rechtstreekse politieke relevantie – Van De Looverbosch waarschuwt terecht voor tabloidtoestanden. Het item was gisteren trouwens zeer opvallend áfwezig op DSO, itt tot DMO. Maar het zou verkeerd zijn om te besluiten dat de relatie tussen beide politieke partijen geheel gespeend zou zijn van emoties. We stevenen wel degelijk af op de vuile campagne die Crombez heeft voorspeld – waarmee hij bedoelde dat het niet in de eerste plaats over ideeën zal gaan.

sapiens 17


lees hier van bij het begin

De raderen van de industrie

De moderne economie is niet alleen gebaseerd op het vertrouwen waarmee kapitaal wordt geïnvesteerd maar ook op energie en grondstoffen.

Wind, water en vuur waren eeuwenlang de enige energiebronnen. Samen met de spierkracht van mens of dier, want de mens had nog geen manier bedacht om die wind-, water- en warmte-energie om te zetten. De spierkracht werd energetisch gevoed door planten, en de planten door de zon. Pas met de uitvinding van de stoommachine in de achttiende eeuw slaagde de mens erin om los van de spierkracht te komen: warmte werd in beweging omgezet – en daarmee werd het water in de steenkoolmijnen weggepompt, en er werden weefgetouwen en, vanaf 1830, treinen mee aangedreven. Later volgden de verbrandingsmotor, de elektriciteitsopwekking, de atoomcentrale.

‘In wezen was de industriële revolutie een revolutie op het gebied van energieomzetting.’ En in principe is de voorraad energie oneindig: alleen al de zon levert een veelvoud van wat alle menselijke activiteiten vergen. Door de machines uit te vinden die deze energie omzet in bruikbare beweging, werden de natuurlijke grondstoffen toegankelijk, ontginbaar, transporteerbaar en verwerkbaar, en konden nieuwe grondstoffen worden uitgevonden en aangemaakt. Dit alles leidde tot een enorme explosie van productiviteit.

De vruchten van de industriële revolutie waren het eerst merkbaar in de landbouw. Daarom stelt Harari: ‘de industriële revolutie was bovenal ook een tweede agrarische revolutie’. De mens maakte machines, kunstmeststoffen, insecticiden, hormonen, medicijnen. Planten en dieren werden ‘gemechaniseerd’. Dit veroorzaakte heel wat dierenleed. De efficiëntere technieken maakten het ook mogelijk dat de meeste mensen niet meer in de landbouw moesten worden ingezet en dus vrijkwamen voor de industrie. Daar werden dingen werden gemaakt die voorheen geen mens nodig had, maar die wel moesten worden gekocht. Om deze infernale cirkel draaiende te houden, diende de ethiek van spaarzaamheid te worden vervangen door een ethiek van consumentisme.

5015

L. - 171225

vrijdag 30 maart 2018

afscheid van mijn digitaal bestaan 74


21 oktober 2005

‘Als boeken verdwijnen, zal de geschiedenis verdwijnen en dan zullen de mensen ook verdwijnen.’
Ik heb gisteren voor het eerst in mijn leven een boek kapotgescheurd. Ooit gooide ik er een van pure woede in een hoek van de kamer, ik weet niet meer welk, maar gisteren dus: boek, scheur, kapot. Ik ben daar niet trots op, het was een gebaar van onmacht. Maar wat ik las werkte me zó op de zenuwen, het vergde zó het uiterste van mijn geduld en incasseringsvermogen. Ja, in die zin is het natuurlijk wel een goed, of dan toch een sterk boek: dat het dergelijke hevige emoties kán teweegbrengen. De auteur heeft dan ook niet zomaar vorig jaar de Nobelprijs gewonnen. Ze – het is een vrouw – kijkt me met een zuinig Oostenrijks mondje hautain en parmantig toe van op het fotootje op de achterflap. Ze heeft haar lange haren streng achteruit gekamd. Haar voorhoofd vuurt agressiviteit op me af. Genadeloos. Ik lees wat ze heeft geschreven over een vrouw met een mislukte carrière als pianiste en een ongezonde moederband en een bittere kijk op het leven en kan daar niet mee om, Nobelprijs of niet. Ik weet dat ik niet moet lezen voor een plezierig verhaaltje of om mijn eigen emoties en opvattingen te spiegelen of om een bevestiging te vinden van mijn kijk op het leven. Ik weet dat een goede roman een autonoom kunstwerk is dat, zo nodig, diametraal tegenover mij kan staan en mijn grootste zekerheden ondermijnen. Maar dit, De pianiste, is een provocatie. Dit is choqueren om te choqueren. Dit is, tussen nu en de leesclub van maandag waar ik een bespreking van dit boek hoor te begeleiden, een schier onoverkomelijke berg van nog meer dan tweehonderd bladzijden pijn en negativiteit en miserabele misantropie. Ik weet niet of ik dit aankan. Ik had zoiets nooit eerder. Wat ik al gelezen heb ligt ergens in de kamer op de grond. Wat ik nog moet lezen sleur ik tot maandag met me mee als een stuk beton. Ik moet er voorzichtig mee zijn want er is een touw rond gebonden, een touw dat aan het andere uiteinde rond mijn enkel zit.